i-Navigator

Developed in conjunction with Joomla extensions.

De afgelopen periode hebben wij via onze Helpdesk veel verzoeken ontvangen om de Omgevingswet te verwerken in het gemeentelijk Model-DSP. Alle gemeenten zijn bezig met de voorbereidingen voor de implementatie van deze wet. Wij lichten in dit artikel toe hoe de Omgevingswet een plek krijgt in het gemeentelijk Model-DSP.

Inhoud

Omgevingswet in update 33

18 december heeft de Minister van BZK het ontwerp-Koninklijk Besluit met de ingangsdatum van 1 januari 2022 aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Wanneer het parlement akkoord gaat, wordt het ter ondertekening aan de Koning aangeboden en dan zal de inwerkingtreding van de Omgevingswet vaststaan. Het verwerken van de deze wet in het Model-DSP heeft geleid tot de omvangrijke update 33. Hiermee leveren we het merendeel op van de werkprocessen voor de uitvoering van de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en alle daaronder vallende ministeriële regelingen. Voordat we de nieuwe werkprocessen stuk voor stuk zullen bespreken, willen we er wel op wijzen dat sommige van de nieuwe werkprocessen een nieuwe variant vormen van een bestaand werkproces. Zo hebben wij bijvoorbeeld een nieuw werkproces opgenomen voor de onteigeningsprocedure: B1821 Onteigeningsprocedure. Onder de Omgevingswet zal deze procedure namelijk wat veranderen. Sterker nog: vanwege die veranderingen hebben wij ook een extra subproces opgenomen: B1831 Onteigening schadeloosstellingsprocedure. Wij hebben er bewust voor gekozen om geen aanpassingen aan te brengen in het bestaande werkproces B0776 Onteigeningsprocedure, omdat dat huidige werkproces blijft gelden tot het moment dat de Omgevingswet in werking zal treden. Door deze aanpak kunnen de gemeenten in voorbereiding op 1 januari 2022 de nieuwe werkprocessen op maat gaan inrichten, per die datum de oude werkprocessen afsluiten en de nieuwe in gebruik nemen.

Om die nieuwe werkprocessen met als grondslag de nog niet geldende wet- en regelgeving duidelijk herkenbaar te maken in het Model-DSP, hebben we in de kernomschrijving de term [Omgevingswet] opgenomen; dus: B1821 Onteigeningsprocedure [Omgevingswet] en B1806 Omgevingsvergunning regulier [Omgevingswet]. In de aanloop naar 1 januari 2022 zullen wij met een volgende inhoudelijke update van het Model-DSP de oude werkprocessen afsluiten en op dat moment ook de aanduiding [Omgevingswet] verwijderen uit de kernomschrijving van de nieuwe werkprocessen.

Al met al heeft de Omgevingswet geleid tot 33 nieuwe werkprocessen en wijzigingen in een aantal bestaande werkprocessen. Wij zullen alles hieronder stap voor stap in een zo logisch mogelijke volgorde toelichten. In grote lijnen gaan we eerst in op de algemeen geldende besluiten die in het kader van de Omgevingswet kunnen worden genomen, vervolgens komt de vergunningverlening en het verwerken van meldingen aan de orde en tot slot gaan we in op de toezicht en handhaving.

Onze redactie heeft met update 30 al de werkprocessen B1773 Omgevingsvisie opstelling, B1779 Omgevingsprogramma opstelling en B1778 Omgevingsplan opstelling toegevoegd aan het Model-DSP Gemeenten. De gemeenten zijn namelijk al bezig met de voorbereidingen voor deze nieuwe instrumenten. Met het doornemen van de wet- en regelgeving zoals die er op dit moment uitziet hebben wij in deze werkprocessen een aantal wijzigingen aangebracht. Omdat deze werkprocessen niet overlappen met bestaande werkprocessen en omdat veel gemeenten al bezig zijn met het implementeren van deze nieuwe instrumenten, hebben wij bij deze werkprocessen in de kernomschrijving niet alsnog de aanduiding [Omgevingswet] opgenomen.

Daarnaast bleek bij het doornemen van de Omgevingswet dat er met betrekking tot deze zogenaamde 'omgevingsdocumenten' meer werkprocessen nodig zijn en daarom hebben we de volgende opgenomen:

  • B1827 Omgevingsprogramma met programmatische aanpak opstelling [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het opstellen van een omgevingsprogramma met programmatische aanpak. Dit is een bijzonder type programma dat voor een gebied waar omgevingswaarden of andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving onder druk staan de gebruiksruime bepaalt of ontwikkelingsruimte creëert. De programmatische aanpak bevat net als een regulier omgevingsprogramma maatregelen voor bescherming, beheer, gebruik en ontwikkeling van de leefomgeving. Het verschil is dat de programmatische aanpak actief stuurt op de balans tussen genomen maatregelen en toegestane activiteiten. Daarmee kan het programma dwingend zijn voor het toelaten van activiteiten en inbreken op bestaande rechten. De gemeente kan in het omgevingsplan een programmatische aanpak koppelen aan de boordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit. Het programma biedt dan de maatregelen om te kunnen voldoen aan de omgevingswaarden of andere doelstellingen achter die regels. Er zijn een aantal verschillen tussen het vrijwillig omgevingsprogramma en de programmatische aanpak: zo gelden voor de programmatische aanpak wettelijke eisen aan de inhoud, het wordt vastgesteld volgens de algemene voorbereidingsprocedure (die voor een vrijwillig programma enkel geldt als er een m.e.r.plicht is) en het deel dat in algemene regels wordt opgenomen is wel vatbaar voor beroep.
  • B1815 Omgevingsplan voorbereidingsbesluit opstelling [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het opstellen van een voorbereidingsbesluit voor een locatie van het omgevingsplan. Om te voorkomen dat een locatie minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van een bepaald doel, kan de gemeente dit besluit nemen. Daardoor worden de voorbeschermingsregels voor de betreffende locatie toegevoegd aan het omgevingsplan. Dit kan betekenen dat:
    • het verrichten van activiteiten die volgens het omgevingsplan zijn toegestaan voor die locatie worden verboden of zonder melding of vergunning worden verboden,
    • dat het bevoegd gezag voor bepaalde onderwerpen maatwerkvoorschriften kan stellen of voorschriften aan een omgevingsvergunning kan verbinden,
    • dat bestuursorganen of andere instanties de gelegenheid moeten krijgen om het bevoegd gezag te adviseren, of
    • dat de in het omgevingsplan gestelde regels die in strijd zijn met de voorbeschermingsregels buiten toepassing worden verklaard.
    De voorbeschermingsregels vervallen indien binnen anderhalf jaar het omgevingsplan niet wordt vastgesteld of gewijzigd. Het voorbereidingsbesluit kan door de raad of gedelegeerd door het college worden vastgesteld.
  • B1808 Omgevingsplan instructieregel ontheffing aanvraag bij derde [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van de aanvraag van een ontheffing van een instructieregel voor het omgevingsplan bij een derde. Gedeputeerde Staten kan in haar omgevingsverordening algemene instructieregels stellen over de uitoefening van taken of bevoegdheden door andere bestuursorganen. Het Rijk kan op dezelfde manier in algemene maatregelen van bestuur algemene instructieregels opnemen. Wanneer de gemeenten bij het opstellen van een omgevingsplan onevenredig wordt belemmerd door de instructieregel in verhouding tot het belang dat ermee wordt gediend, kan zij een ontheffing aanvragen van de instructieregel. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en de ontheffing kan slechts voor een bepaalde termijn gelden.

Naast deze werkprocessen met betrekking tot de zogenaamde 'omgevingsdocumenten' zal het, net als nu op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ook onder de Omgevingswet mogelijk blijven om een gemeentelijk voorkeursrecht te vestigen. De procedure zal op een aantal punten veranderen. Wij hebben hier de volgende nieuwe werkprocessen voor opgenomen:

  • B1817 Voorkeursrecht gemeente vestiging [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van de vestiging van een gemeentelijk voorkeursrecht op een onroerende zaak. Het voorkeursrecht dwingt de eigenaar niet tot verkoop, maar het geeft de gemeente het eerste recht van koop op de onroerende zaak. Op deze manier kan de gemeente voorkomen dat bij geplande ontwikkelingen de grondprijzen worden opgedreven of dat particulieren of organisaties grondposities innemen die de ontwikkeling van gebieden belemmeren. Voorafgaand aan het vestigen van het voorkeursrecht door de gemeenteraad kan het college van B&W een voorlopig voorkeursrecht voor maximaal 3 maanden vestigen. De gemeente dient haar voorkeursrechtbeschikking binnen 4 dagen na bekendmaking ter inschrijving aan te bieden bij het Kadaster om ervoor te zorgen dat het voorkeursrecht in werking treedt.
    Zie voor het behandelen van de melding van verkoop van de vervreemder werkproces B1828 'Onroerend goed met voorkeursrecht verkoop melding'.
  • B1828 Onroerend goed met voorkeursrecht verkoop melding [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een melding van de verkoop van een onroerend goed waar een gemeentelijk voorkeursrecht op is gevestigd. Wanneer de eigenaar het betreffende onroerend goed wil verkopen, dient hij de gemeente uit te nodigen in onderhandeling te treden over verkoop. (Er zijn een aantal wettelijke uitzonderingen van deze aanbiedingsplicht.) Vervolgens dient de gemeente binnen een termijn van 6 weken te besluiten of zij in beginsel bereid is het goed te kopen. Wanneer dat het geval is, start het werkproces B1820 'Onroerend goed aankoop met voorkeursrecht'.
    Wanneer de gemeente afziet van de koop of binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, kan de eigenaar 3 jaar lang het goed aan een derde verkopen. Indien het voorkeursrecht is gevestigd op basis van een omgevingsplan voor een periode van 5 jaar, vervalt het voorkeursrecht op het moment dat de gemeente afziet van de koop of niet tijdig hierover beslist.
  • B1820 Onroerend goed aankoop met voorkeursrecht [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het aankopen van een onroerend goed waar een gemeentelijk voorkeursrecht op is gevestigd. Wanneer de gemeente besluit in te gaan op de uitnodiging om een onroerend goed waar een gemeentelijk voorkeursrecht op is gevestigd te kopen (zie werkproces B1828 'Onroerend goed met voorkeursrecht verkoop melding'), start dit werkproces. De eigenaar van het onroerend goed wordt ook wel de vervreemder genoemd. Er gelden specifieke wettelijke termijnen voor de aankoopprocedure. Wanneer de gemeente deze termijnen overschrijdt, is de eigenaar 3 jaar lang vrij om de grond aan een derde te verkopen. Indien het voorkeursrecht is gevestigd op basis van een omgevingsplan voor een periode van 5 jaar, zal het voorkeursrecht vervallen op het moment dat de gemeente de termijnen van de aankoopprocedure overschrijdt.

Zoals eerder aangegeven zal onder de Omgevingswet het mogelijk blijven grond te onteigenen, maar dan net even anders:

  • B1821 Onteigeningsprocedure [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van een onteigeningsprocedure. Hierbij ontneemt de gemeenten grondeigendom in het algemeen belang voor het ontwikkelen, gebruiken of beheren van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld voor de aanleg van een nieuwe weg. Onteigening is alleen mogelijk als er een onteigeningsbelang is en de onteigening noodzakelijk en urgent is. Het college van B&W stelt een ontwerp-onteigeningsbeschikking vast die ter inzage wordt gelegd. Als eventuele zienswijzen zijn verwerkt, stelt de gemeenteraad de onteigeningsbeschikking vast en verzoekt vervolgens de bestuursrechter om deze te bekrachtigen. Op het moment dat de onteigeningsbeschikking onherroepelijk wordt, zal binnen 12 maanden bij de burgerlijk rechter de schadeloosstellingsprocedure moeten worden gestart (zie werkproces B1831 'Onteigening schadeloosstelingsprocedure'). Na uitbetaling van de schadeloosstelling verzoekt het overheidsorgaan een notaris om de onteigeningakte te verlijden en in te schrijven in de openbare registers.

Een nieuw onderdeel vormt de schadeloosstellingsprocedure en daar hebben we het volgende subproces voor opgenomen:

  • B1831 Onteigening schadeloosstellingsprocedure [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het uitvoeren van een schadeloosstellingsprocedure in het kader van een onteigening. Binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de onteigeningsbeschikking binnen de bestuursrechtelijke onteigeningsprocedure (zie werkproces B1821 'Onteigeningsprocedure'), dient de gemeente als onteigenaar een verzoek om schadeloosstelling in te dienen bij een burgerlijk rechter. Wanneer dit niet binnen deze termijn gebeurt, vervalt namelijk de onteigeningsbeschikking. De eigenaar en de zakelijk of persoonlijk gerechtigden op de onroerende zaak hebben recht op schadeloosstelling voor de waarde van de onteigende zaak, de waardevermindering van het overblijvende, niet-onteigende deel en bijkomende kosten. Na onderzoek stelt de burgerlijk rechter de voorlopige en definitieve schadeloosstelling vast. De onteigenaar, de eigenaar en andere belanghebbenden kunnen tegen de beschikking over de schadeloosstelling in cassatie gaan bij de Hoge Raad.

Indien er werkzaamheden moeten worden uitgevoerd op een bepaald terrein en de eigenaar van die grond daar geen toestemming voor geeft, dan voert het te ver om de grond te onteigenen. De Omgevingswet biedt in dat geval het volgende instrument:

  • B1818 Gedoogplichtbeschikking Omgevingswet oplegging [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor het opleggen van een gedoogplichtbeschikking in het kader van de Omgevingswet. Voor het uitvoeren van werkzaamheden van algemeen belang, zoals het aanleggen van gasleidingen, elektriciteitskabels en rioleringen, of bij het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, voert onteigening te ver wanneer het bevoegd gezag geen overeenstemming met de rechthebbende kan bereiken. In plaats daarvan kan de overheid door middel van een gedoogplicht werkzaamheden uitvoeren ongeacht de toestemming van de rechthebbende van de grond of een gebouw. De Omgevingswet kent vaste wettelijke gedoogplichten en een gedoogplicht die het bevoegd gezag in de vorm van een beschikking kan opleggen. Deze gedoogplichtbeschikking kan worden aangevraagd door een initiatiefnemer. Hij kan ook ambtshalve worden vastgesteld, indien de gemeente de initiatiefnemer is of wanneer het in het kader van het voorbereiden of opstellen van een omgevingsplan of het behandelen van een aanvraag van een omgevingsvergunning nodig is.
    De plicht tot gedogen gaat 4 dagen na bekendmaking van de beschikking in. De algemene voorbereidingsprocedure van de Awb geldt niet in alle gevallen. Dit werkproces kan tevens worden gebruikt voor het verzoek van de rechthebbende om een opgelegde gedoogplichtbeschikking te wijzigen wat betreft de locatie van het werk van algemeen belang binnen de onroerende zaak.

Net zoals op dit moment het Omgevingsloket online (OLO) de mogelijkheid biedt om vooroverleg te voeren over een voorgenomen melding of vergunningaanvraag, zo zal het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) de mogelijkheid bieden voor het omgevingsoverleg:

  • B1832 Omgevingsoverleg [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft behandelen van een verzoek tot een omgevingsoverleg. Tijdens het omgevingsoverleg gaat een initiatiefnemer in gesprek met het overheidsorgaan waar hij een aanvraag of melding wil indienen. Samen bespreken ze bijvoorbeeld de haalbaarheid van het plan en wat de initiatiefnemer allemaal moet regelen. De Omgevingswet bevat geen regels voor het omgevingsoverleg, het is vormvrij en het initiatief hiervoor ligt bij de aanvrager. Ieder overheidsorgaan kan zelf bepalen voor welke activiteiten een omgevingsoverleg mogelijk is.

Indien er een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ontvangen, kunnen de volgende werkprocessen worden gebruikt voor de reguliere of de uitgebreide procedure:

  • B1806 Omgevingsvergunning regulier [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning volgens de reguliere procedure. Het kan hierbij gaan om een aanvraag voor één of meer activiteiten. Dit werkproces kan ook gebruikt worden voor de wijziging van de voorschriften of de intrekking van een omgevingsvergunning.
    De reguliere procedure is het uitgangspunt in de Omgevingswet en deze kent een beslistermijn van 8 weken. Het bevoegd gezag kan deze beslistermijn eenmalig verlengen met 6 weken. Vervolgens kan er bezwaar worden aangetekend of beroep worden ingediend. Voor een beperkt aantal besluiten en activiteiten is de uitgebreide procedure van toepassing, zie B1807 'Omgevingsvergunning uitgebreid'.
  • B1807 Omgevingsvergunning uitgebreid [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning volgens de uitgebreide procedure. Het kan hierbij gaan om een aanvraag voor één of meer activiteiten. Binnen deze procedure wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. De beslistermijn is 6 maanden en na vaststelling van de definitieve beschikking, kan een beroep worden ingediend bij de bestuursrechter. Dit werkproces kan ook gebruikt worden voor de wijziging van de voorschriften of de intrekking van een omgevingsvergunning.
    De reguliere procedure is het uitgangspunt (zie werkproces B1806 'Omgevingsvergunning reguliere procedure') en deze uitgebreide procedure geldt voor een aantal specifieke besluiten en wanneer de aanvrager erom heeft verzocht of ermee heeft ingestemd.

Net als in het kader van de Wabo, heeft onze redactie nu ook subprocessen opgenomen voor de verschillende activiteiten waar een omgevingsvergunning voor kan worden aangevraagd. Deze subprocessen zijn gekoppeld aan de bovengenoemde omgevingsvergunning-werkprocessen. Die activiteiten die altijd leiden tot de uitgebreide procedure hebben we enkel aan dat werkproces gekoppeld.

  • B1835 Omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een beperkingengebiedactiviteit. Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit die de functie van een maatschappelijk belangrijk werk of object kan verstoren; denk hierbij aan een weg, een spoorweg, een luchthaven, een waterstaatswerk of een mijnbouwinstallatie op zee. Om de functie van het werk of object te beschermen, gelden er beperkingen in een aangewezen gebied daaromheen. Het bevoegd gezag wijst dat gebied op kaart aan. De beperkingen gelden voor activiteiten in dit gebied (het beperkingengebied). De beperkingen kunnen een vergunningplicht inhouden, of bestaan uit algemene regels. Voorbeelden van beperkingengebiedactiviteiten zijn: het plaatsen van een reclamebord naast een snelweg, het gebruik van een skybeam-projector in de buurt van een luchthaven, het bouwen op een zeedijk of het varen in de buurt van een mijnbouwinstallatie op zee.
  • B1837 Omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een flora- en fauna-activiteit. In een gebied dat de habitat van wilde dieren en planten is, kunnen pas activiteiten worden ontwikkeld als het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent. Het bevoegd gezag is in de regel Gedeputeerde Staten. De provincie regelt in de omgevingsverordening of en welke vrijstellingen van de omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit gelden. De minister van LNV kan ook bevoegd gezag zijn voor deze activiteit en in geval van een meervoudige aanvraag het College van B&W.
  • B1810 Omgevingsvergunning milieubelastende activiteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een milieubelastende activiteit. Een milieubelastende activiteit is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De lozing op het riool maakt hier onderdeel van uit. Hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wijst alle milieubelastende activiteiten aan waarvoor rijksregels gelden. Decentrale overheden kunnen aanvullende regels stellen voor die activiteiten en voor activiteiten die niet in het Bal zijn aangewezen. De decentrale regels zullen zich vooral richten op geluids- en geuroverlast waarbij de locatiekeuze van belang is.
    De gemeente kan in het omgevingsplan bijvoorbeeld regels opnemen voor: hotels, pensions en conferentieoorden; restaurants, cafetaria's, snackbars en cateringbedrijven; cafés, discotheken, concertpodia, muziektheaters en evenementenhallen; verblijfsrecreatie, dagrecreatie en sportfaciliteiten; detailhandel en ambachten, supermarkten en bouwmarkten; gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning, onderwijs- en kantoorgebouwen; dierenpensions, dierenasiels, dierenklinieken, hondenfokkers of -trainers, hobbymatig houden van dieren en maneges.
  • B1836 Omgevingsvergunning Natura-2000 activiteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een Natura 2000-activiteit. Het gaat hierbij om een activiteit die mogelijk nadelige gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Een Natura 2000-activiteit kan worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied, maar meestal vindt de activiteit juist plaats buiten het gebied plaats. De activiteit kan namelijk ook dan effect op het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt wel eens de externe werking van een Natura 2000-gebied genoemd. Gedeputeerde Staten en de minister van LNV kunnen eveneens bevoegd gezag zijn voor deze activiteit.
  • B1809 Omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een omgevingsplanactiviteit. Dit is een activiteit waarvoor de gemeente in het omgevingsplan bepaalt dat deze vergunningsplichtig is. Dit kan uiteenlopen van het aanleggen van een terras tot het kappen van een boom, het ruimtelijk bouwen van een bouwwerk, het in stand houden of het gebruiken van een bouwwerk. Een omgevingsplanactiviteit kan ook van provinciaal of nationaal belang zijn en dat is van invloed op het bepalen van het bevoegd gezag voor deze activiteit.
    Daarnaast kunnen er ook buitenplanse omgevingsplanactiviteiten worden aangevraagd. Hier zijn twee scenario's voor. Het gaat ofwel om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat deze vergunningsplichtig is, terwijl volgens de beoordelingsregels die vergunning niet kan worden verleend, ofwel een activiteit die in strijd is met het omgevingsplan. De gemeenteraad is voor deze buitenplanse activiteiten een verplicht adviesorgaan. Vanaf 1 januari 2029 zal de gemeente uiterlijk 5 jaar na het verlenen van een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit het omgevingsplan hierop aan moeten passen.
  • B1838 Omgevingsvergunning ontgrondingsactiviteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een ontgrondingsactiviteit. Onder ontgronding vallen alle werkzaamheden die iets aan of in de hoogteligging van een terrein veranderen of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd. Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag voor ontgronding op land, in regionale wateren of in het winterbed van rijksrivieren. Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten kunnen echter ook de Minister van IenW of het College van B&W bevoegd gezag zijn.
  • B1811 Omgevingsvergunning rijksmonumentenactiviteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een rijksmonumentenactiviteit. Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. In de Omgevingswet zijn regels opgenomen over rijksmonumentenactiviteiten om de rijksmonumenten te beschermen. De gemeente kan in het omgevingsplan ook maatwerkregels opnemen voor het behoud van rijksmonumenten. Gedeputeerde Staten, de minister van OCW en de minister IenW kunnen eveneens bevoegd gezag zijn voor deze activiteit. Dit subproces kan ook gebruikt worden voor het beoordelen van een UNESCO-werelderfgoedactiviteit.
    Naast de rijksmonumenten kan een gemeente in haar omgevingsplan gemeentelijke monumenten aanwijzen en hier regels voor stellen. Wanneer een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument vergunningsplichtig is valt dat onder een omgevingsplanactiviteit (zie subproces B1809 'Omgevingsvergunning omgevingsplan-activiteit').
  • B1830 Omgevingsvergunning technische bouwactiviteit [Omgevingswet]
    Dit subproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning wat betreft een technische bouwactiviteit. Het gaat hierbij om het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. Deze activiteit heeft betrekking op de technische bouwkwaliteit van een bouwwerk, zoals constructie-eisen die opgenomen zijn in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het ruimtelijke bouwen, in stand houden en gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. Denk hierbij aan de locatie van het bouwwerk, bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk van een bouwwerk. Als het omgevingsplan een vergunning vereist voor het ruimtelijk deel van het bouwen, dan valt die ruimtelijke bouwactiviteit onder de omgevingsplanactiviteit. Dit geldt ook als het ruimtelijk bouwen in strijd is met het omgevingsplan. (zie subproces B1809 'Omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit').

De bovenstaande activiteiten zijn niet alle activiteiten die in de Omgevingswet zijn gedefinieerd. Omdat de volgende wateractiviteiten altijd apart zullen worden aangevraagd en de gemeente er niet het bevoegd gezag voor is, hebben we hier geen subprocessen voor opgenomen in het gemeentelijk Model-DSP:

  • Lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam
  • Lozingsactiviteit op een zuiveringstechnisch werk
  • Mijnbouwlocatieactiviteit
  • Stortingsactiviteit op zee
  • Wateronttrekkingsactiviteit

De jachtgeweeractiviteit en de valkeniersactiviteit zijn eveneens vergunningplichtig, maar die zullen ook altijd apart worden aangevraagd en niet bij de gemeente. Tot slot zijn er ook activiteiten die enkel meldingsplichtig zijn, zoals het slopen van een bouwwerk, het brandveilig gebruiken van een bouwwerk of het mobiel breken van bouw- en sloopafaval.

Wanneer een ander overheidsorgaan het bevoegd gezag is, kan de gemeente om advies worden gevraagd of verzocht worden om een instemmingsbesluit te nemen. (Het instrument van de verklaring van geen bedenkingen uit de Wabo komt hiermee te vervallen.) We hebben hier de volgende werkprocessen voor opgenomen:

  • B1816 Omgevingsrecht advisering formeel [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een formeel adviesverzoek van een ander bevoegd gezag in het kader van het omgevingsrecht. Wanneer een ander bestuursorgaan bevoegd gezag is voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten of voor een projectbesluit, dient deze de gemeente om advies te vragen wanneer de aanvraag tevens betrekking heeft op een bouwactiviteit, een omgevingsplanactiviteit, een rijksmonumentenactiviteit of een milieubelastende activiteit.
    Het kan hierbij gaan om een de aanvraag voor een omgevingsvergunning, de aanvraag voor of ambtshalve wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, de aanvraag voor of ambtshalve intrekking van een omgevingsvergunning. Het kan ook om een projectbesluit gaan die als omgevingsvergunning geldt.
  • B1804 Omgevingsrecht advisering informeel [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een informeel adviesverzoek van een ander bevoegd gezag of een andere partij in het kader van het omgevingsrecht. In tegenstelling tot een formeel advies aan een ander bevoegd gezag is een informeel advies vrijblijvend en heeft het geen wettelijke basis. Het kan hierbij gaan om een adviesverzoek in het kader van een omgevingsoverleg waar een ander overheidsorgaan bevoegd gezag voor is, een adviesverzoek in het kader van het opstellen van beleidsdocumenten of een adviesverzoek bij het uitvoeren van toezicht en handhaving.
  • B1826 Omgevingsrecht instemmingsverzoek [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een verzoek tot instemming van een ander bevoegd gezag in het kader van het omgevingsrecht. In sommige gevallen dient een ander bevoegd gezag de gemeente niet alleen om advies te vragen, maar is ook een instemmingsbeschikking van de gemeente nodig voor een voorgenomen beslissing. Sterker nog, indien de gemeente instemming weigert, kan het bevoegd gezag de toestemming niet verlenen.
    Het college van B&W kan vooral voor milieubelastende activiteiten door andere bevoegde gezagen om een instemmingsbeschikking gevraagd. Het instemmingsverzoek kan betrekking hebben op de aanvraag voor een omgevingsvergunning, de aanvraag voor of ambtshalve wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning of de aanvraag voor of ambtshalve intrekking van een omgevingsvergunning. Het kan ook om een projectbesluit gaan die als omgevingsvergunning geldt.

De gemeenten kan in aanvulling op een omgevingsvergunning of op zichzelf staand een maatwerkvoorschrift vaststellen:

  • B1829 Omgevingsrecht maatwerkvoorschrift [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van een aanvraag voor een maatwerkvoorschrift in het kader van het omgevingsrecht. Een maatwerkvoorschrift is een specifiek voorschrift voor een activiteit, om algemeen geldende voorschriften in concrete situaties specifiek maken of juist daarvan af te wijken. Op deze manier kunnen de algemene regels worden gespecificeerd voor onvoorziene situaties, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of om de ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken. Het maatwerkvoorschrift kan worden opgenomen in een op zichzelf staand maatwerkbesluit of het kan worden opgenomen in de voorschriften van een omgevingsvergunning.

Wanneer de gemeente een melding ontvangt over een (milieu)incident, kan het volgende werkproces worden gebruikt:

  • B1834 Incidentmelding [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een incidentmelding in het kader van de Omgevingswet. Het gaat hierbij om een melding door een burger, bedrijf of een ander overheidsorgaan over een milieuklacht, een overlastmelding, een melding van een ongewoon voorval of een melding van (dreigende) milieuschade. De gemeente zal onderzoek doen naar de oorzaak en de veroorzaker van het incident, de gevolgen voor de fysieke leefomgeving en indien nodig maatregelen treffen om de gevolgen te beperken en herhaling te voorkomen. Uiteindelijk informeert zij de melder en andere betrokkenen over de bevindingen en maatregelen.

Wanneer een activiteit enkel meldingsplichtig is, dient het onderstaande werkproces te worden gebruikt. Onze redactie zal voor update 34 uitzoeken of er nog specifieke meldingsprocessen opgenomen dienen te worden op grond van de Omgevingswet. Denk daarbij aan de sloopactiviteit melding, de gebruiksmelding voor een bouwwerk, de start- of gereed-melding van de technische bouwactiviteit.

  • B1813 Activiteit Omgevingswet melding [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het behandelen van een melding van een activiteit in het kader van de Omgevingswet. Wanneer een initiatiefnemer een meldingsplichtige activiteit wil gaan uitvoeren, dient hij dit te melden bij het bevoegd gezag. Dit zorgt ervoor dat het betreffende bestuursorgaan op de hoogte is van de activiteit, anderen hiervan op de hoogte kan stellen en toezicht uit kan voeren op het uitvoeren van de activiteit. Indien nodig kunnen maatwerkvoorschriften worden opgelegd aan de initiatiefnemer. Afhankelijk van de activiteit kan overleg met ketenpartners nodig zijn; bijvoorbeeld wanneer de activiteit plaatsvindt in een beschermd stads- of dorpsgezicht of betrekking heeft op een rijksmonument.

Wanneer de gemeente bevoegd gezag voor toezicht en handhaving is, zal zij de onderstaande nieuwe generieke werkprocessen gebruiken. Deze werkprocessen komen in de plaats van de huidige generieke werkprocessen B1155 Toezicht en B1093 Handhaving door gemeente.

  • B1833 Controle uitvoering [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van een controle op de naleving van wet- en regelgeving. Dit kan een vorm van gepland routinematig toezicht zijn of een incidentele controle naar aanleiding van een verstrekte vergunning, ontheffing of een melding van een bepaalde activiteit. Dit werkproces kan eveneens gebruikt worden voor een hercontrole van een eerder gecontroleerde situatie. De controle kan beperkt blijven tot een administratieve controle of door de betrokkene aan het indienen van bepaalde informatie is voldaan. De controle zal vaak bestaan uit een controlebezoek en indien nodig is het werkproces B0801 'Binnentreden woning' als subproces te starten om de machtiging te verkrijgen om zonder toestemming van de bewoner een pand binnen te treden. Indien een overtreding wordt geconstateerd zal de vervolgzaak B1825 'Handhavingsbeschikking' worden gestart.
  • B1833 Controle uitvoering [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van een controle op de naleving van wet- en regelgeving. Dit kan een vorm van gepland routinematig toezicht zijn of een incidentele controle naar aanleiding van een verstrekte vergunning, ontheffing of een melding van een bepaalde activiteit. Dit werkproces kan eveneens gebruikt worden voor een hercontrole van een eerder gecontroleerde situatie. De controle kan beperkt blijven tot een administratieve controle of door de betrokkene aan het indienen van bepaalde informatie is voldaan. De controle zal vaak bestaan uit een controlebezoek en indien nodig is het werkproces B0801 'Binnentreden woning' als subproces te starten om de machtiging te verkrijgen om zonder toestemming van de bewoner een pand binnen te treden. Indien een overtreding wordt geconstateerd zal de vervolgzaak B1825 'Handhavingsbeschikking' worden gestart.
  • B1825 Handhavingsbeschikking [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van het nemen van een handhavingsbeschikking door de gemeente. Wanneer de gemeente tijdens het uitvoeren van toezicht een overtreding constateert of een klaarblijkelijke dreigende overtreding, zal zij overgaan tot de handhavingsprocedure. Na de beoordeling van de overtreding en indien een vooraankondiging geen effect heeft gehad, neemt de gemeente een handhavingsbesluit waarin zij kiest om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen. Op grond van specifieke wet- en regelgeving kan de gemeente er in bepaalde gevallen voor kiezen om een bestuurlijke boete op te leggen. Het handhavingsbesluit kan ook geïnitieerd worden door een handhavingsverzoek (zie werkproces B1814) en daarom is er een wettelijke afdoenings- en verdagingstermijn opgenomen bij dit werkproces.
  • B1812 Last onder bestuursdwang ten uitvoer legging [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van het ten uitvoer leggen van een last onder bestuursdwang. Indien de overtreder binnen de in de handhavingsbeschikking gestelde begunstigingstermijn de overtreding niet zelf heeft beëindigd, herhaling heeft voorkomen of de gevolgen van de overtreding heeft weggenomen of beperkt, zal de gemeente de bestuursdwang zelf toepassen op kosten van de overtreder. Vervolgens stelt de gemeente een beschikking vast om de kosten op de overtreder te verhalen.
    Indien er sprake is van een spoedeisende situatie kan de begunstigingstermijn na het handhavingsbesluit worden overgeslagen. Daarbij krijgt de overtreder dus geen kans om de overtreding zelf nog te beëindigen. In een zeer spoedeisende situatie wanneer vanwege de gevaren voor mens of milieu een besluit niet kan worden afgewacht kan de gemeente de bestuursdwang zelfs ten uitvoer leggen zonder een voorafgaande handhavingsbeschikking. In dat geval gaat werkproces B1825 'Handhavingsbeschikking' niet vooraf aan dit werkproces, maar volgt het erop. Het werkproces B1312 'Voertuig verwijderen' is een vorm van spoedeisende bestuursdwang.
    De behandeling van een last onder bestuursdwang kan worden aangehouden wanneer er naar aanleiding van een bezwaar- en beroepsprocedure een voorlopige voorziening is aangevraagd.
  • B1805 Last onder dwangsom ten uitvoer legging [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van het ten uitvoer leggen van een last onder dwangsom. Indien de overtreder binnen de in de handhavingsbeschikking gestelde begunstigingstermijn de overtreding niet zelf heeft beëindigd, herhaling heeft voorkomen of de gevolgen van de overtreding heeft weggenomen of beperkt, is daarmee de dwangsom verbeurd. In de handhavingsbeschikking is opgenomen welke dwangsom per welke termijn zal verbeuren en wat de maximale dwangsom is. Indien de maximale dwangsom nog niet is verbeurd, zal er opnieuw een begunstigingstermijn starten en kan een vervolgzaak van dit werkproces worden aangemaakt. De gemeente heeft de vrijheid om de invorderingsbeschikking vast te stellen per verbeurde dwangsom, op het moment dat de overtreding is beëindigd of uiterlijk wanneer de maximale dwangsom is verbeurd.
    Na het verbeuren van de maximale dwangsom kan de gemeente alsnog overgaan tot het nemen van een nieuwe handhavingsbeschikking met een last onder bestuursdwang. De behandeling van een last onder dwangsom kan worden aangehouden wanneer er naar aanleiding van een bezwaar- en beroepsprocedure een voorlopige voorziening is aangevraagd.
  • B1824 Bestuurlijke boete omgevingsrecht [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van de oplegging van een bestuurlijke boete in het kader van het omgevingsrecht. Dit is een bestraffende bestuursrechtelijke sanctie die een bestuursorgaan oplegt wanneer herstel niet meer mogelijk is. Wanneer dat wel het geval is, zal er eerder worden gekozen voor de handhavingsinstrumenten bestuursdwang of last onder dwangsom. De sanctie heeft een preventieve werking. Het college van B&W is bevoegd gezag voor het opleggen van de boete bij een overtreding van regels over bouwen, slopen, gebruik en in stand houden van bouwwerken. In dat geval kan de boete alleen worden opgelegd indien binnen twee jaar voorafgaand aan de overtreding eenzelfde overtreding is geconstateerd. Het college van B&W is tevens bij een overtreding van de erfgoedregels met betrekking tot monumenten of werelderfgoed in de meeste gevallen het bevoegd gezag.
  • B1814 Handhavingsverzoek [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het beoordelen van een handhavingsverzoek. Een burger, een bedrijf of een overheidsorgaan een handhavingsverzoek doen om de gemeente op een vermeende overtreding wijzen. De gemeente start vervolgens het handhavingsproces en koppelt terug wat hier de uitkomst van is; parallel loopt dus werkproces B1825 'Handhavingsbeschikking'. Op dit handhavingsverzoek volgt een formele beschikking waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Het gaat hierbij specifiek om een verzoek om handhavend op te treden, wanneer het gaat om een incidentmelding dient werkproces B1834 te worden gebruikt.

Omdat de Wet natuurbescherming zal komen te vervallen, hebben wij ook een nieuw werkproces opgenomen voor het jachtrecht dat de gemeente als eigenaar van openbare grond kan verhuren:

  • B1819 Jachtrecht verhuur [Omgevingswet]
    Dit werkproces betreft het uitvoeren van de verhuur van het jachtrecht op gemeentegrond. De gemeente kan als eigenaar van grond en daarmee als jachthouder, het jachtrecht verhuren aan derden. Dit kan voor een periode van minimaal 6 jaar en maximaal 12 jaar.

Tot slot zullen de bestaande generieke juridische werkprocessen B0756 Bezwaarschrift, B0736 Voorlopige voorziening, B0758 Beroep en het subproces B1772 Zienswijze behouden blijven, maar onze redactie heeft vooral documenttypen aan deze werkprocessen toegevoegd om de Algemene wet bestuursrecht zo goed mogelijk af te dekken. Omdat dit bestaande generieke werkprocessen zijn hebben we hier in de kernomschrijving niet de aanduiding [Omgevingswet] opgenomen.


Roadmap update 34

Het is niet zo dat we met alle bovengenoemde werkprocessen de Omgevingswet al volledig in het Model-DSP Gemeenten hebben verwerkt. Met deze update hebben wij de basis goed neergezet en met update 34 zullen wij de bovenstaande werkprocessen verder aanscherpen. Bovendien verwachten we dat er bijvoorbeeld landelijk nog van gedachten zal worden gewisseld over de bewaartermijn van de omgevingsplanactiviteit. Die kan immers op grond van het gemeentelijke omgevingsplan uit van allerlei concrete activiteiten bestaan.

Daarnaast hebben wij voor update 34 nog de onderstaande onderwerpen op de agenda staan. Hiervan moet nog bepaald worden of en hoe die onderwerpen in het Model-DSP zullen worden opgenomen.

  • Omgevingsplan omgevingswaarde monitoring
  • Nadeelcompensatie verzoek
  • Projectprocedure
  • Omgevingsverordening wijziging verzoek aan provincie
  • Gebruiksmelding bouwwerk
  • Sloopactiviteit melding
  • Melding gesloten bodemenergiesysteem
  • Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaats melding
  • Milieu-inrichting ongewoon voorval melding
  • Archeologische toevalsvondst van algemeen belang melding
  • Melding technische bouwactiviteit
  • Milieueffectrapport (MER) aanmeldingsnotitie
  • Milieueffectrapport (MER)


Af te sluiten werkprocessen vanwege de Omgevingswet

Voordat de Omgevingswet in werking zal treden brengen wij een update uit waarin wij die werkprocessen af zullen sluiten waarvan de wet- en regelgeving komt te vervallen. Dit zal in ieder geval gelden voor de onderstaande 64 werkprocessen.

De volgende planologische documenten die nu nog in het kader van de Wet ruimtelijke ordening worden opgesteld komen te vervallen:

  • B1197 Structuurvisie opstelling
  • B0511 Bestemmingsplan opstelling
  • B1200 Bestemmingsplan wijziging
  • B1195 Bestemmingsplan voorbereidingsbesluit

Omdat het omgevingsplan in de plaats komt van het bestemmingsplan zal ook dit werkproces worden afgesloten:

  • B1564 Principeverzoek bestemmingsplanwijziging

De volgende werkprocessen zullen worden afgesloten, omdat ze op zullen gaan in (functie-aanduidingen in) het omgevingsplan:

  • B1195 Beheersverordening opstelling
  • B1196 Beheersverordening buitentoepassingsverklaring
  • B1660 Beschermd stads- of dorpsgezicht aanwijzing
  • B1658 Beschermd stads- of dorpsgezicht aanpassing
  • B1659 Beschermd stads- of dorpsgezicht intrekking
  • B1201 Exploitatieplan opstelling
  • B1650 Anterieure grondexploitatieovereenkomst opstelling
  • B1651 Intentieovereenkomst grondexploitatie opstelling
  • B1652 Posterieure grondexploitatieovereenkomst opstelling
  • B1208 Ligplaats benoeming
  • B1557 Ligplaats intrekking
  • B1209 Standplaats benoeming
  • B1556 Standplaats intrekking

De volgende werkprocessen zullen worden vervangen door de variant die we vanwege de Omgevingswet met deze update 33 hebben opgenomen:

  • B1104 Voorkeursrecht gemeente vestiging
  • B1404 Onroerend goed met voorkeursrecht verkoop melding
  • B1287 Grond aankoop met voorkeursrecht
  • B0776 Onteigeningsprocedure

Voor de volgende werkprocessen zal met update 34 een andere variant worden opgenomen:

  • B1309 Milieueffectrapport (MER)
  • B1736 Milieueffectrapportage (MER) aanmeldingsnotitie
  • B1535 Nadeelcompensatie verzoek

Wanneer de Omgevingswet de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zal vervangen, zullen daarmee de volgende werkprocessen worden afgesloten:

  • B1293 Omgevingsvergunning vooroverleg
  • B1210 Omgevingsvergunning
  • B1326 Omgevingsvergunning advisering bevoegd gezag
  • B1681 Maatwerkvoorschrift

De verklaring van geen bedenken zoals die bestond onder de Wabo zal vervangen worden door het instemmingsbesluit:

  • B1677 Omgevingsvergunning verklaring van geen bedenkingen

De volgende specifieke subprocessen die we in het kader van de Wabo hebben opgenomen zullen komen te vervallen:

  • B1230 Omgevingsvergunning activiteit bouwen bouwwerk
  • B1296 Omgevingsvergunning activiteit met gevolgen voor beschermde flora en fauna
  • B1231 Omgevingsvergunning activiteit brandveilig gebruiken bouwwerk
  • B1224 Omgevingsvergunning activiteit exploiteren milieu-inrichting
  • B1295 Omgevingsvergunning activiteit handelen in beschermd natuurgebied
  • B1225 Omgevingsvergunning activiteit aanpassen monument
  • B1227 Omgevingsvergunning activiteit slopen bouwwerk
  • B1223 Omgevingsvergunning activiteit kappen
  • B1221 Omgevingsvergunning activiteit aanleggen alarminstallatie
  • B1222 Omgevingsvergunning activiteit aanleggen/wijzigen uitweg
  • B1226 Omgevingsvergunning activiteit aanbrengen handelsreclame
  • B1228 Omgevingsvergunning activiteit beperkt veranderen van milieu-inrichting
  • B1229 Omgevingsvergunning activiteit aanleggen op grond van planologisch plan
  • B1232 Omgevingsvergunning activiteit opslaan roerende zaken
  • B1294 Omgevingsvergunning activiteit planologisch strijdig gebruik
  • B1297 Omgevingsvergunning activiteit handelen in grondwaterbeschermingsgebied
  • B1555 Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

Omdat de Waterwet wordt opgenomen in de Omgevingswet zullen we de volgende werkprocessen afsluiten:

  • B1462 Watermelding
  • B1461 Watervergunning

De onderstaande melding-processen zullen worden afgesloten. Momenteel is hiervoor het werkproces B1813 Activiteit Omgevingswet melding opgenomen en zoals hierboven aangegeven zal onze redactie voor update 34 uitzoeken of er hiervoor nog specifieke meldingsprocessen dienen te worden opgenomen.

  • B0725 Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaats melding
  • B1204 Gebruiksmelding brandveilig gebruik
  • B1559 Gesloten bodemenergiesysteem buiten milieu-inrichting melding
  • B1533 Lozing afvalwater buiten inrichting melding
  • B1534 Lozing afvalwater vanuit huishouden melding
  • B1090 Oudheidkundige vondst melding
  • B1554 Milieu-inrichting ongewoon voorval melding
  • B1409 Mobiele puinbreker melding
  • B1469 Sloopmelding

De volgende generieke werkprocessen met betrekking tot toezicht en handhaving zullen worden afgesloten, omdat ze zijn vervangen door nieuwe generieke werkprocessen die we het deze update hebben opgenomen:

  • B1155 Toezicht
  • B1093 Handhaving door gemeente
  • B1305 Handhavingsverzoek

De volgende twee specifieke toezicht-processen die zullen worden afgesloten:

  • B0732 Milieuklacht melding
  • B1327 Omgevingsvergunning toezicht realisatie

En tot slot zal dit werkproces worden afgesloten, omdat er met deze update een andere variant voor is opgenomen:

  • B1163 Jachtrecht verhuur

 

Relatie met Omgevingswet.wiki

Wij hebben via onze Helpdesk veel vragen binnengekregen hoe onze werkprocessen voor de Omgevingswet zich zullen gaan verhouden tot de zaaktypen en de producten die te vinden zijn op de volgende website: https://omgevingswet.wiki/bin/view/360/.

Op deze site is een ketengerichte zaaktypencatalogus van 16 generieke zaaktypen opgenomen voor alle overheidsorganisaties die de Omgevingswet zullen gaan uitvoeren. Deze ZTC beschrijft op hoofdlijnen de processen die overheidsorganisaties moeten uitvoeren om de producten en diensten van de Omgevingswet aan klanten en aan ketenpartners te kunnen leveren. Het is dus een zogenaamde 'ketengerichte' ZTC waar de verschillende overheidsorganen hun eigen ZTC op kunnen baseren.

Bij die 16 generieke zaaktypen zijn informatieobjecttypen benoemd die verschillende richtingen kunnen hebben. Een informatieobjecttype zoals een 'Advies' kan zowel intern als inkomend zijn. Dit leidt in de praktijk tot het probleem dat sjablonen niet goed te koppelen zijn. Voor een inkomend advies heb je immers geen sjabloon nodig en voor een advies dat intern wordt opgesteld kan dit wel handig zijn. Daarom gaan we in het gemeentelijk model-DSP anders met onze documenttypen om. Indien een documenttype een andere richting heeft, zal onze redactie daar ook een specifiek documenttype voor opnemen.

Daarnaast bevat die omgevingswet.wiki een PDC die niet bedoeld is als klassieke 'consumentencatalogus', maar als een 'keten-PDC'. De PDC's zoals de gemeenten die gebruiken bevatten omschrijvingen van de producten en diensten die de gemeente levert aan burgers en bedrijven. Het gaat enerzijds om producten en diensten die de gemeente aanbiedt op grond van landelijke wet- en regelgeving en anderzijds om producten en diensten die de gemeente op basis van lokale regelgeving levert (bijvoorbeeld een specifieke minimaregeling voor minder draagkrachtigen of een specifieke subsidiesoort).

De PDC op de omgevingswet.wiki bevat naast de producten die inwoners of bedrijven aan kunnen vragen bij de overheid ook zogenaamde 'halffabricaten' die overheidsorganen onderling bij elkaar aan kunnen vragen; adviezen en toestemmingen die andere overheidsorganen op verzoek leveren aan het bevoegd gezag. In de toelichting bij de PDC op de omgevingswet.wiki is aangegeven dat elke partij vervolgens zelf verantwoordelijk is voor het vormgeven en uitvoeren van de processen die die nodig zijn om te komen tot 'zijn' eindproduct of halffabricaat, zolang dat product of die dienst maar wordt geleverd conform de afspraken die daarover in de producten- en dienstencatalogus zijn gemaakt. Dit heeft geleid tot een lijst met 945 productvarianten die per bevoegd gezag zijn opgenomen. Een groot deel van die 945 productvarianten zijn gekoppeld aan de 16 generieke zaaktypen, maar dit is niet voor allen het geval.

De opstellers van de omgevingswet.wiki hebben ervoor gekozen om sommige voor zaakgericht werken benodigde metadata te verplaatsen naar de productvarianten. Zo zijn bijvoorbeeld bij alle productvarianten de attributen 'Wettelijke termijn' en de 'Termijn servicenorm' opgenomen. In het actuele Informatiemodel Zaaktypen (ImZTC 2.1) zijn de attribuutsoorten 'doorlooptijd behandeling' en 'servicenorm behandeling' echter bij het objecttype 'Zaaktype' gedefinieerd. In dat informatiemodel gaat het dus om zaaktype-gegevens. Daarom zijn in het Model-DSP Gemeenten bij ieder werkproces de velden 'Wettelijke afdoeningstermijn' en 'Afdoeningstermijn' opgenomen op het tabblad Behandeling. Een ander attribuut dat in de omgevingswet.wiki PDC bij de productvarianten is opgenomen is de '(wettelijke) grondslag'. Ook dit is een waarde die in het gemeentelijk model-DSP bij ieder werkproces is opgenomen op het tabblad Behandeling als veld 'Grondslag' voor de landelijke wet- en regelgeving én eventuele lokale regelgeving.

Kortom, op de omgevingswet.wiki wordt het concept van de PDC als een soort 'schaduw ZTC' gebruikt. De generieke procesgang is terug te vinden in de ZTC en de PDC bevat aanvullende attributen voor de zaakbehandeling. Hiermee vervaagt niet alleen het onderscheid tussen zaaktypen en producten. Dit maakt het ook onmogelijk om ernaast een 'echte' op burgers en bedrijven gerichte PDC te gebruiken of om dit de productinformatie te gebruiken binnen het CMS of de PDC-tool ven een organisatie.

Om de hierboven genoemde redenen zijn de zaaktypen van de omgevingswet.wiki niet één-op-één over te nemen in het gemeentelijk DSP. Zo is bijvoorbeeld in de omgevingswet.wiki het product voor het vaststellen van een maatwerkvoorschrift onder de generieke zaaktypen 10 - Aanvraag beschikking regulier behandelen en 11 - Aanvraag beschikking uitgebreid behandelen geschaard. Qua procesgang is dat te verdedigen, maar inhoudelijk maakt een maatwerkvoorschrift niet altijd onderdeel uit van de vergunningsprocedure en kan het ook op zichzelf worden aangevraagd. Een ander voorbeeld is het opstellen van een omgevingsprogramma dat in de omgevingswet.wiki ook onder het generieke zaaktype 11 - Aanvraag beschikking uitgebreid behandelen valt, terwijl de vaststelling van een omgevingsprogramma geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid kent en dat geldt wel voor de omgevingsvergunning. Het Model-DSP zou zowel als informatieplattegrond én als ZTC onvolledig zijn, wanneer wij enkel de generieke Omgevingswet-zaaktypen van de omgevingswet.wiki op zouden nemen.

Zoals altijd is onze redactie ook ditmaal bij het opstellen van de nieuwe werkprocessen en het aanpassen van bestaande werkprocessen uitgegaan van de wet- en regelgeving. Omdat we het belang inzien van het gebruik van vergelijkbare zaaktypen door de verschillende ketenpartners die zich bezighouden met het uitvoeren van de Omgevingswet, hebben wij bijgehouden hoe de inrichting in het Model-DSP zich verhoudt tot de ZTC en de PDC van de omgevingswet.wiki. Hiervoor hebben wij in de i-Navigator met RUP 9 bij de werkprocessen een nieuw veld toegevoegd: Omgevingswet wiki ztc op het tabblad Zaaktype. Indien van toepassing geven we in dit veld bij ieder bestaand of nieuw werkproces aan met welk zaaktype en welk product(en) van de omgevingswet.wiki dit gerelateerd is.

In het Excel-bestand Matching omgevingswet.wiki Model-DSP Gemeenten hebben wij op het tabblad Zaaktypen de relatie tussen de werkprocessen van het Model-DSP gemeenten en de zaaktypen en producten van de omgevingswet.wiki ook opgenomen. Wij moeten hierbij wel twee opmerkingen maken. Meerdere werkprocessen zijn niet te relateren aan een zaaktype of een product van de omgevingswet.wiki. Er zijn ook werkprocessen die enkel te koppelen zijn aan een product en niet aan een zaaktype.

Wij hebben deze matching niet alleen uitgevoerd op werkproces-niveau. Bij het aanmaken van de documenttypen hebben wij op het tabblad Informatieobjecttypen de relatie bijgehouden tussen de informatieobjecttypen zoals die op de omgevingswet.wiki bij de zaaktypen zijn gedefinieerd en de documenttypen die wij in het Model-DSP hebben opgenomen. Wanneer deze overeenkomen hebben we in kolom F het nummer van het documenttype uit het Model-DSP vermeld. Indien vanwege onze naamgevingsconventies de omschrijving van onze documenttypen afwijkt, hebben we dit in kolom G toegelicht. In diezelfde kolom hebben we een reden vermeld, wanneer een informatieobjecttype niet te matchen is met een documenttype uit het Model-DSP.

Op het tabblad Resultaattypen hebben we de relatie aangegeven tussen de resultaattypen zoals gedefinieerd bij de 16 zaaktypen op de omgevingswet.wiki en de resultaattypen van de werkprocessen van het Model-DSP. Omdat de omgevingswet.wiki bevat ook resultaattypen bevat die van toepassing zijn voor de provincie, hebben we daarbij vermeld dat die niet van toepassing zijn. Wij hebben het nummer opgenomen van het gerelateerde resultaattype(n) uit het Model-DSP die daarmee overeenkomt in kolom I. De afwijkingen hebben we toegelicht in kolom J.

Op het tabblad Statustypen hebben we op eenzelfde manier de relatie weergegeven tussen de statustypen van de omgevingswet.wiki en die van de werkprocessen in het Model-DSP. Kolom H toont de nummers van de overeenkomende statustypen uit het Model-DSP en kolom G bevat een toelichting daarop. Bovendien hebben we bij de betreffende statustypen in de i-Navigator in het veld Toelichting opgenomen met welk statustype uit de omgevingswet.wiki het statustype overeenkomt en welke doorlooptijd voor dat statustype is gedefinieerd. Voorbeeld: bij het werkproces B1806 Omgevingsvergunning regulier hebben we bij het statustype Toetsing wet- en regelgeving afgerond in het veld Toelichting het volgende vermeld: 'In omgevingswet.wiki 'Getoetst aan regelgeving' met als doorlooptijd 38 dagen.' Op die manier blijven de statustypen van onze werkprocessen op een uniforme manier ingericht en kan een gemeente er zelf voor kiezen om de benaming over te nemen in het lokale naam-veld en om de doorlooptijd (die niet in wet- of regelgeving is bepaald) over te nemen.

Tot slot hebben we op het tabblad Zaakrelaties aangegeven of en hoe de procesrelaties die in de ZTC van de omgevingswet.wiki zijn opgenomen voorkomen in het Model-DSP. Dit kunt u terugvinden in kolom F.