i-Navigator

Developed in conjunction with Joomla extensions.

De Jeugdwet zorgt voor een hele nieuwe verantwoordelijkheid voor de gemeente. Dit heeft ook gevolgen voor het model-DSP.

Per 1 januari 2015 krijgt de gemeente de verantwoording voor de jeugdhulp: jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Voorheen bestond er een wettelijk recht op zorg (aanspraak) en daar komt een voorzieningenplicht voor gemeenten voor in de plaats. De aard en de omvang van die voorzieningen wordt door de gemeente bepaald om zo goed mogelijk maatwerk te kunnen verlenen. Het doel blijft jeugdigen en ouders bij hun situatie passende hulp bieden om ervoor te zorgen dat de eigen kracht van de jongere en et zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

In de Jeugdwet staat de volgende definitie van de term 'jeugdhulp' vermeld:

1. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosiale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

2. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van de jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

3. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,

met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

De gemeente is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Zij stelt hiervoor individuele (maatwerk) voorzieningen en overige (vrij-toegankelijke) voorzieningen beschikbaar.

 

Individuele voorzieningen

Een individuele voorziening is een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening. Het betreft hier maatwerk. Een voorziening kan derhalve een breed spectrum van verschillende soorten ondersteuning, hulp en zorg omvatten. In een gesprek tussen een deskundige en de jeugdige of zijn ouders wordt bepaald welke voorzieningen in aanmerking komen. Voor deze voorzieningen beoordeelt de gemeente of de huisarts, de medisch specialist of jeugdarts en de jeugdhulpaanbieder eerst of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning echt nodig hebben.

Voorbeelden van individuele voorzieningen zijn:

- langdurige specialistische GGZ bij complexe problematiek

- begeleiding/ambulante hulp

- crisishulp/crisisopvang

- dag- en deeltijdbehandeling (zonder verblijf)

- verblijf deeltijd

- verblijf 24-uurs zorg

- pleegzorg

- specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek

- jeugdbescherming

- jeugdreclassering

De individuele voorzieningen kunnen worden verstrekt in natura of als persoonsgebonden budget (PGB) dat de jeugdige en zijn ouders instaat stelt de betreffende jeugdhulp van derden te betrekken.

>> Omdat iedere gemeente haar eigen aanbod aan individuele jeugdhulpvoorzieningen bepaalt en omdat deze op grond van een hulpverleningsplaan vaak in wisselende samenstellingen zullen worden ingezet, zijn in het model-DSP geen werkprocessen opgenomen voor de afzonderlijke individuele voorzieningen maar is voor een andere insteek gekozen.

 

Overige voorzieningen

Naast de individuele voorzieningen op het gebied van jeugdhulp zijn er ook overige, vrij-toegankelijke voorzieningen op dat terrein. Voor een deel van de jeugdhulpvraag-meldingen een vrij-toegankelijke voorziening voldoende zijn. De jeugdige en zijn ouders kunnen daar gebruik van maken zonder dat daar een verwijzing of besluit van de gemeente voor nodig is; zij kunnen hiervoor dus rechtstreeks bij de jeugdhulpaanbieder terecht. Voorbeelden van overige, vrij-toegankelijke voorzieningen zijn:

- kinderopvang

- jeugdgezondheidszorg

- schoolmaatschappelijk werk

- ggz bij enkelvoudige problematiek

- opvoed- en opgroeiondersteuning

>> In het model-DSP zullen we met betrekking tot de overige voorzieningen geen apart werkproces opnemen. De jeugdige en zijn ouders zullen tijdens de behandeling van een jeugdhulpvraag-melding worden doorverwezen naar deze voorzieningen.

 

Kinderbescherming en jeugdreclassering

De gemeente is eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdhulp die voortvloeit uit uitspraken van de rechter. De rechter kan een kinderbeschermingsmaatregel opleggen. Er bestaan vier soorten kinderbeschermingsmaatregelen:

1. Voogdij

2. Voorlopige voogdij

3. Ondertoezichtstelling

4. Voorlopige ondertoezichtstelling

Verder kan de rechter een jeugdige een jeugdreclasseringmaatregel opleggen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdreclassering. Zij moeten voor de uitvoering van jeugdreclassering bovenregionaal samenwerken en met tenminste één gecertificeerde instelling een contract afsluiten.

 

1. Toegang via gemeente

De jeugdhulp kent verschillende toegangen. De eerste die we hier bespreken is de toegang via de gemeente. Wanneer een jeugdige of zijn ouders een hulpvraag hebben kunnen zij dit melden bij hun gemeente. De jeugdige en diens ouders hebben de mogelijkheid om binnen redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen. In de Jeugdwet wordt dit gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Zowel in geval van gedwongen of vrijwillige jeugdhulp kunnen ouders, familieleden en anderszins direct betrokkenen mee denken en helpen aan een oplossing. Het familiegroepsplan kan als hulpverleningsplan gaan gelden. De jeugdhulpaanbieder zal vanuit zijn beroepsuitoefening moeten toetsen of hij het familiegroepsplan uit kan voeren en daarover in overleg gaan met de betrokkenen om de veiligheid en de gezonde ontwikkeling van de jeugdige te bewaken.

De gemeente doet een vooronderzoek en laat vervolgens een deskundige in gesprek gaan met de jeugdige of zijn ouders. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken wat de jeugdige en zijn ouders zelf of met behulp van hun netwerk aan het probleem kunnen doen. Aanvullend daarop kan een vrij-toegankelijke voorziening worden aangeboden en pas in laatste instantie een individuele voorziening. Voor een individuele voorziening is een beschikking nodig.

Afhankelijk van de inhoud van de melding kan het vooronderzoek meer of minder uitgebreid zijn. Bovendien kan de gemeente in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van het voeren van het gesprek. Het vooronderzoek en het gesprek zullen vaak in de een of andere vorm nodig zijn om alle omstandigheden van de specifieke hulpvraag te onderzoeken.

Er wordt een verslag opgesteld van de uitkomsten van het onderzoek opgesteld en aan de cliënt verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Het verslag kan ook in de vorm van met de cliënt overeengekomen hulpverleningsplan worden opgesteld waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien zijn vastgelegd. In dat geval dient de gemeente en de cliënt dit plan beide te ondertekenen.

De cliënt dient een aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor een beschikking voor een individuele voorziening. Uitgangspunt is dat deze in natura wordt verstrekt, maar de cliënt kan ook een PGB aanvragen. Voor de behandeling van deze aanvraag geldt de termijn uit de Algemene wet bestuursrecht van 8 weken na ontvangst van de aanvraag. In de beschikking wordt opgenomen of er een ouderbijdrage verschuldigd is voor de betreffende voorziening. De deskundige verwijst in het geval van een toekennende beschikking en wanneer de voorziening niet als PGB is toegekend, de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken.

>> In het model-DSP hebben wij per update 16 de volgende werkprocessen opgenomen:

 

- B1590 'Jeugdhulpvraag melding'

Dit werkproces is bedoeld voor het behandelen van de melding van een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouders. Zij hebben binnen een redelijke termijn na het doen van de melding de mogelijkheid om een familiegroepsplan in te dienen. In een gesprek tussen een deskundige en de jeugdige of zijn ouders wordt nagegaan wat de jeugdige en zijn ouders zelf of met behulp van hun netwerk aan het probleem kunnen doen. Aanvullend daarop kan een vrij-toegankelijke voorziening worden aangeboden en pas in laatste instantie een individuele voorziening. Na eventuele advisering door verschillende partijen wordt een jeugdhulpverlengingsplan opgesteld. Dit door de jeugdige of zijn ouders ondertekende plan kan als aanvraag dienen voor een individuele jeugdhulpvoorziening.

 

- B1586 'Jeugdhulpmelding uit samenleving'

De gemeente kan ook een jeugdhulpmelding ontvangen uit de samenleving, bijvoorbeeld van buren, familieleden of een sportvereniging. Indien diegene anoniem wilt melden of wanneer de ouders niet mee willen werken, zal de gemeente de melder doorverwijzen naar Veilig Thuis (het AMHK). Verder verloopt het proces hetzelfde als hierboven beschreven. Hiervoor hebben we het bovenstaande nieuwe werkproces opgenomen.

 

- B1565 'Jeugdhulpmelding van professional'

De gemeente kan ook een jeugdhulpmelding ontvangen van een professional; denk hierbij aan huisarts, een leerkracht, een GGZ-medewerker, een consultatiebureau-medewerker of een peuterspeelzaal-medewerker. De professional dient wel bij de ouders te hebben aangegeven dat hij een melding bij de gemeente gaat doen. Het gesprek om de behoefte aan jeugdhulp te bespreken zal vervolgens plaatsvinden tussen de zorgmelder en de jeugdige of zijn ouders. Hiervoor hebben we het bovenstaande nieuwe werkproces opgenomen.

 

- B1583 'Jeugdhulpmelding spoedeisend'

Dit werkproces geldt voor die jeugdhulpmeldingen waarvan de gemeente vindt dat er sprake is van spoedeisendheid, dat de veiligheid van de jeugdige in het geding is. Zo'n melding kan gedaan worden door een professional of door een jeugdige of zijn ouders. De gemeente zal een spoedbeschikking afgeven voor een bepaalde termijn. De aanbieder van de in de spoedbeschikking toegekende jeugdhulp stelt vervolgens een jeugdhulpverleningsplan op voor het vervolgtraject. Dit wordt beoordeeld door de beoogde jeugdhulpaanbieder en aan de ouders ter ondertekening aangeboden.

 

  

2. Toegang via de huisarts, jeugdarts en medisch specialist

De Jeugdwet stelt dat de jeugdhulp eveneens toegankelijk is door verwijzen van een huisarts, jeugdarts of een medisch specialist. Bij die verwijzing is nog niet bekend welke specifieke behandelvorm het meest geschikt is voor de jeugdige of zijn ouders. De jeugdhulpaanbieder zoals een jeugdpsychiater, een gezinswerker of een orthopedagoog beoordeelt in dat geval welke voorziening nodig is (behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (omvang) en hoe lang (de duur). De jeugdhulpaanbieder dient zich hierbij wel te houden aan afspraken die met de gemeente zijn gemaakt en de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. De gemeente speelt verder geen nadrukkelijke rol bij de toegang tot jeugdhulp via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist.

>> Indien een professional zoals een gecertificeerde instelling die kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoert, een huisarts, leerkracht, GGZ-medewerker, consultatiebureau-medewerker of peuterspeelzaal-medewerker de individuele jeugdhulpvoorziening al heeft verleend, levert hij een jeugdhulpverleningsplan dat in overleg met de jeugdige of zijn ouders is opgesteld en door hen ondertekend aan. Tevens heeft de professional al een voorstel opgesteld voor de beschikking. Dit wordt aangeleverd bij de gemeente, zodat zij de definitieve beschikking kan vaststellen. Hiervoor is in het model-DSP het volgende nieuwe werkproces opgenomen:

- B1587 'Jeugdhulpvoorziening verleend door professional' 

 

3. Toegang via gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met de gemeente. De gemeente dient de jeugdhulp in te zetten die de partijen nodig achten ter uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of de jeugdreclassering. Wanneer de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij tegelijkertijd in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. De rechter wordt geadviseerd door de raad voor de kinderbescherming in haar verzoekschrift waarin ze aangeeft welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. En voor de raad voor de kinderbescherming dit verzoekschrift afgeeft aan de rechter overlegt zij met de gemeente.

 

4. Toegang via 'Veilig Thuis' (het AMHK)

Per 1 januari 2015 zullen bovenlokaal het huidige Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd worden tot het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), zodat de aanpak van geweld en huiselijke kring en de aanpak van kindermishandeling worden geïntegreerd. De naam van het gecombineerde meldpunt wordt 'Veilig Thuis'.

Gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling kunnen gemeld worden bij 'Veilig Thuis'. Het AMHK onderzoekt vervolgens of er daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het bepaalt of en zo ja tot welke stappen dit aanleiding geeft. Het AMHK stelt vervolgens een instantie die passende professionele hulp kan verlenen in kennis van de melding of het vermoeden. Indien de situatie ernstig genoeg is, stelt zij eveneens de politie of de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van de melding of het vermoeden. Indien het AMHK een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming doet, stelt zij de betreffende gemeente daarvan in kennis. Tot slot licht het AMHK ook degene in die de melding heeft gedaan over de ondernomen stappen. Bovendien geeft het AMHK op verzoek advies aan degene die het vermoeden heeft doorgegeven over de stappen die kunnen worden ondernemen en verleent ondersteuning bij het nemen van die stappen.

>> Wanneer bij het AMHK een jeugdhulpvraag door een jeugdige of zijn ouders of een jeugdhulpmelding uit de samenleving binnenkomt, constateren zij dat het geen betrekking heeft op kindermishandeling en sturen het ter behandeling door aan de gemeente. Zie werkproces B1590 'Jeugdhulpvraag melding' en B1586 'Jeugdhulpmelding uit samenleving'.

 

Hercontrole

De gemeente controleert periodiek hoe het staat met de afspraken die met een jeugdige en zijn ouders gemaakt zijn in het jeugdhulpverleningsplan en met de jeugdhulpaanbieder in de zorgovereenkomst. Op basis hiervan zal een individuele jeudghulpvoorziening al of niet worden gecontinueerd.

>> Hiervoor hebben wij per update 16 het volgende werkproces opgenomen:

- B1584 'Jeugdhulpverleningsplan hercontrole'

 

En verder...

Verder is er nog veel onduidelijk hoe de situatie na 1 januari 2015 er in de praktijk uit zal gaan zien. Wanneer u als gebruikers constateert dat de model-werkprocessen verbetert kunnen worden, horen wij dat graag via onze Helpdesk.