De Participatiewet brengt meerdere veranderingen met zich mee en in dit artikel geven we aan hoe dit in update 16 van het model-DSP is verwerkt.
Inleiding
Met ingang van 1 januari 2015 treden de Participatiewet, de Wet maatregelen WWB en de Wet hervorming kindregelingen in werking. De Participatiewet heeft als doel om iedereen met arbeidsvermogen naar werk te leiden. Op dit moment bestaan voor mensen met arbeidsvermogen nog drie verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze drie regelingen gaan op in de Participatiewet, waarbij de huidige Wajongers hun Wajong-uitkering zullen behouden. De Wet maatregelen WWB heeft als doel om de bijstand meer activerend te maken en op die manier betaalbaar te houden.
Categoriale bijzondere bijstand
Op dit moment kan de gemeente bijzondere bijstand categoriaal toekennen aan de onderstaande groepen en in verband met de onderstaande kostensoorten:
- bepaalde groepen personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
- chronisch zieken en gehandicapten;
- kosten in verband met maatschappelijke participatie en ontwikkeling aan ouders;
- een collectieve aanvullende zorgverzekering of een tegemoetkoming in de kosten van de premie van zo'n verzekering.
Per 1 januari 2015 zal de bijzondere bijstand sterk worden beperkt, omdat er kosten worden vergoed die aannemelijk zijn (omdat iemand tot een doelgroep behoort), maar die misschien helemaal niet worden gemaakt. Op die manier is maatwerk niet mogelijk. Dit betekent dat de gemeente op grond van artikel 35 van de Participatiewet alleen nog maar de onderstaande categoriale bijzondere bijstand kan verlenen:
- een collectieve aanvullende zorgverzekering of een tegemoetkoming in de kosten van de premie van zo'n verzekering;
- een stadspas voor culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen.
De inkomensgrenzen voor de categoriale bijzondere bijstand bedroeg tot nu toe 110% van de betreffende bijstandsnorm. Voor de stadspassen was deze norm al eerder komen te vervallen, maar ook voor de aanvullende zorgverzekering geldt geen wettelijk vastgestelde inkomensgrens meer. De gemeente mag deze zelf vaststellen.
>> Dit betekent dat met ingang van update 16 in het model-DSP het werkproces B0930 'WWB BB categoriaal aanvraag' is afgesloten. Werkproces B1261 'Collectieve ziektekostenverzekering deelname' is specifieker gemaakt en dat geldt ook voor werkproces B1276 'Stadspas verstrekking'. Het vervallen van de wettelijke inkomensnorm brengt geen wijzigingen met zich mee voor dit laatste werkproces.
Individuele bijzondere bijstand
Waar de categoriale bijzondere bijstand wordt beperkt, wordt de individuele bijzondere bijstand juist verruimd. Zo wordt de individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken geïntroduceerd. De gemeente kan groepen aanwijzen waarvan het aannemelijk is dat ze meerkosten hebben, zoals bijvoorbeeld ouders met schoolgaande kinderen of chronisch zieken en gehandicapten. In beleidsregels kunnen deze groepen verder worden uitgesplitst zodat er maatwerk kan worden geleverd en tegelijkertijd hoeft niet voor iedere aanvraag op basis van de individuele situatie een afweging te worden gemaakt of er bijzondere bijstand verleend kan worden aan de aanvrager. Het verschil met de categoriale bijzondere bijstand die komt te vervallen is dat er daadwerkelijke kosten moeten staan tegenover de verstrekte individuele bijzondere bijstand.
>> In het model-DSP is een nieuw werkproces opgenomen voor het beoordelen van een aanvraag voor individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken: B1591 'Bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken'.
Langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag zoals die tot 1 januari 2015 kan worden aangevraagd had een categoriaal karakter en deze wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Deze is bedoeld voor uitkeringsgerechtigden met een langdurig en laag inkomen. De gemeente geeft in een verordening zelf invulling aan deze begrippen. Bovendien wordt bij iedere aanvraag gecontroleerd of er echt geen zicht is op inkomensverbetering. Ook hiervoor kan het college zelf in de verordening de inkomensgrens vaststellen en daarmee komt de maximale grens van 110% van de betreffende bijstandsnorm te vervallen.
>> In het model-DSP is werkproces B0934 'WWB langdurigheidstoeslag' afgesloten en er is een nieuw werkproces opgenomen voor het beoordelen van aanvragen voor de individuele inkomenstoeslag: B1595 'Individuele inkomenstoeslag'.
Kostendelersnorm
Wanneer op dit moment binnen één huishouden meerdere personen een uitkering ontvangen, kunnen de totale inkomsten zo hoog worden dat een levensstandaard ontstaat waaruit meer kan worden betaald dan alleen de noodzakelijke kosten. Het gezamenlijk inkomen van het huishouden kan zelfs hoger zijn dan het inkomen van een huishouden met een vergelijkbare samenstelling, waarbij er slechts één kostwinner is die modaal verdient.
Om zo'n stapeling van uitkeringen binnen één huishouden tegen te gaan wordt de kostendelersnorm geïntroduceerd. Ieder lid van het huishouden houdt individueel recht op de uitkering, maar wanneer meerdere uitkeringsgerechtigden een woning en daarmee de noodzakelijke kosten van bestaan delen, wordt de norm of de toeslag verlaagd. De kostendelersnorm zal niet alleen voor de algemene bijstand gelden, maar ook voor de bijzondere bijstand, de bijstand voor beginnende zelfstandigen en voor de IOAW en IOAZ.
>> Deze wijziging van het vaststellen van de hoogte van een uitkering heeft geen gevolgen voor de werkprocessen in het model-DSP.
Aanvulling alleenstaande ouder naar kindgebonden budget
Het wetsvoorstel 'Hervorming kindregelingen' verlaagt de basisnorm voor alleenstaande ouders. Voorheen ontvingen alleenstaande ouders 70% van de gehuwdennorm, terwijl alleenstaanden zonder kinderen 50% van die norm ontvingen. Dit verschil wordt per 1 januari 2015 opgeheven, zodat ook alleenstaande ouders 50% van de gehuwdennorm zullen ontvangen. Dit geldt niet alleen voor de algemene bijstand, maar ook voor de IOAW en de IOAZ.
Ter compensatie zal het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders worden verhoogd. Dit is een toeslag die naast de kinderbijslag wordt uitgekeerd. De Belastingdienst Toeslagen bepaalt wie hiervoor in aanmerking komt. Deze verhoging van het kindgebonden budget valt lager uit dan de huidige aanvulling op de bijstand die een alleenstaande ouder ontvangt, maar het voordeel is wel dat de hij deze verhoging van het kindgebonden budget behoudt wanneer hij gaat werken.
>> Deze wijziging van de norm heeft geen gevolgen voor de werkprocessen in het model-DSP en de verhoging van het kindgebonden budget zal door de Belastingdienst worden verwerkt.
Individuele studietoeslag
Met ingang van 1 januari 2015 krijgt de gemeente de mogelijkheid om een individuele studietoeslag te verstrekken. Deze toeslag is bedoeld voor mensen met een arbeidshandicap die een studie volgen. Voor deze groep betekent een afgeronde studie betekent een sterkere positie op de arbeidsmarkt. Het helpt werkgevers over de drempel om iemand aan te nemen. Het is voor hen echter lastig om naast de studiefinanciering te werken, om tijdens hun studie hun inkomsten aan te vullen. Door middel van de individuele studietoeslag kan de gemeente mensen met een arbeidshandicap stimuleren om een studie met goed gevolg af te ronden.
De student dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
• hij is 18 jaar of ouder;
• hij heeft recht op studiefinanciering of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten;
• hij heeft geen in aanmerking te nemen vermogen (waarbij dezelfde vermogensgrenzen als voor de bijstand gelden);
• hij is met voltijdse arbeid niet in staat tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar heeft wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
De hoogte van de individuele studietoeslag en de frequentie van betaling legt de gemeente vast in een verordening. De individuele studietoeslag is formeel een vorm van bijzondere bijstand voor een niet-uitkeringsgerechtigde waarvoor een aanvraag kan worden ingediend.
>> In het model-DSP hebben wij een nieuw werkproces opgenomen voor het beoordelen van een aanvraag voor een individuele studietoeslag: B1573 'Individuele studietoeslag'.
Inkomstenvrijlating medisch urenbeperkt
Dit is bedoeld voor iemand die als gevolg van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling niet in staat is om 40 uur per week te werken en aanvullend een uitkering ontvangt. Het kan hierbij gaan om een bijstandsuitkering, een IOAW- of een IOAZ-uitkering. Voor een dergelijke uitkeringsgerechtigde kan de gemeente besluiten dat 15% van de inkomsten uit arbeid met een maximum van € 124 per maand niet gekort wordt op de uitkering. De gemeente kan dit ambtshalve vaststellen, maar iemand kan dit ook schriftelijk aanvragen. De aanvraag kan niet vaker dan één keer per twaalf maanden worden gedaan. Het UWV onderzoekt of iemand tot de doelgroep behoort en op basis daarvan neemt het college een besluit.
>> In het model-DSP is een nieuw generiek werkproces opgenomen voor het beoordelen of iemand in aanmerking komt voor deze inkomstenvrijlating: B1592 'Uitkeringsgerechtigde inkomstenvrijlating medisch urenbeperkt'.
Reïntegratie
Met de inwerkingtreding van de Participatiewet wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen personen die een uitkering aanvragen tot 27 jaar oud en tussen de 27 en de pensioengerechtigde leeftijd. Voor alle aanvragers geldt per 1 januari 2015 dat zij mee moeten werken aan het opstellen van plan van aanpak voor zijn reïntegratie. Hierin wordt in ieder geval opgenomen op welke manier de uitkeringsgerechtigde wordt ondersteund bij arbeidsinschakeling (de reïntegratievoorzieningen) en zijn verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. Bovendien gelden de verschillende reïntegratievoorzieningen algemeen voor zowel de personen die algemene bijstand ontvangen als voor de personen die een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ krijgen.
>> Het model-DSP kende per uitkering meerdere werkprocessen voor de reïntegratie van de uitkeringsgerechtigde. Per update 16 hebben wij de volgende werkprocessen afgesloten:
- B0921 'WWB arbeidsreïntegratie diagnose'
- B0922 'WWB arbeidsreïntegratie traject plan'
- B0923 'WWB arbeidsreïntegratie traject voortgang'
- B0954 'IOAW arbeidsreïntegratie diagnose'
- B0955 'IOAW arbeidsreïntegratie traject plan'
- B0956 'IOAW arbeidsreïntegratie traject voortgang'
- B0986 'IOAZ arbeidsreïntegratie diagnose'
- B0987 'IOAZ arbeidsreïntegratie traject plan'
- B0988 'IOAZ arbeidsreïntegratie traject voortgang'
Omdat de reïntegratievoorzieningen eventueel ook beschikbaar zijn voor niet-uitkeringsgerechtigden die recht hebben op ondersteuning bij arbeidsinschakeling, hebben wij eveneens het volgende werkproces afgesloten:
- B1259 'Herintreder begeleidingstraject'
De onderstaande werkprocessen zijn afgesloten, omdat het inkopen van een reïntegratietraject onder het werkproces B0574 "Inkoop produkt of dienst" valt:
- B0927 'WWB reïntegratietraject inkoop'
- B0960 'IOAW reïntegratietraject inkoop'
- B0992 'IOAZ reïntegratietraject inkoop'
In verband met het reïntegratie plan van aanpak hebben wij twee nieuwe werkprocessen opgenomen:
- B1575 'Reïntegratie plan van aanpak'
- B1598 'Reïntegratie hercontrole'
Het eerste werkproces is bedoeld voor de opstelling van het plan van aanpak op grond waarvan de hieronder genoemde reïntegratievoorzieningen kunnen worden aangevraagd. Het werkproces 'Reïntegratie hercontrole' is bedoeld voor het uitvoeren van de hercontrole van de reïntegratie van een uitkeringsgerechtigde. De gemeente evalueert periodiek in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde het plan van aanpak voor zijn reïntegratie. Op basis hiervan kan het plan van aanpak worden bijgesteld en kan een reïntegratievoorziening worden verlengd of beëindigd.
In de Participatiewet benoemde Reïntegratievoorzieningen
De Participatiewet noemt een aantal concrete reïntegratievoorzieningen die wij hieronder toelichten.
1. Participatieplaats
De gemeente kan een bijstandsgerechtigde voor wie de kans op arbeidsinschakeling gering is en daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt een participatieplaats aanbieden. Voor jongeren onder de 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk. De werkzaamheden op een participatieplaats dienen primair op de arbeidsinschakeling gericht te zijn en naast of in aanvulling op regulier werk worden verricht. Het gaat dus om additionele werkzaamheden, waarbij niet de te verrichten werkzaamheden centraal staan, maar het leren werken of het wennen aan werken. Denk hierbij aan aspecten als het omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega's. Ook kan door middel van de participatieplaats worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de bijstandsgerechtigde, zodat deze een opleiding op dat gebied kan gaan volgen om de kans op arbeidsinschakeling te vergroten.
Na zes maanden biedt het college de bijstandsgerechtigde die niet over een startkwalificatie beschikt scholing of een opleiding aan om zijn toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen. Zie hiervoor het re-integratie-instrument Scholing. De gemeente verstrekt telkens nadat gedurende zes maanden werkzaamheden binnen een participatieplaats zijn verricht een premie aan de bijstandsgerechtigde, wanneer deze voldoende heeft meegewerkt om zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces te vergroten. De hoogte van deze premie legt het college vast in een verordening.
Het college beoordeelt na 9 maanden of door de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling van de bijstandsgerechtigde is vergroot. Zo niet, dan wordt deze na 12 maanden beëindigd. Zo wel, dan wordt de participatieplaats voortgezet. Na uiterlijk twee jaar wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voortgezet. De gemeente kan de participatieplaats dan met een jaar verlengen mits er een andere werkomgeving geboden wordt. Uiteindelijk kan de participatieplaats maximaal vier jaar duren.
Indien de gemeente en het UWV dit besluiten, kan de participatieplaats ook gelden voor iemand die op grond van de WIA, WAO, WAZ een uitkering van het UWV ontvangt.
>> Voor het beoordelen van het toekennen van deze voorziening hebben wij een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1588 'Reïntegratievoorziening participatieplaats'.
2. Beschut werk
Deze voorziening is bedoeld voor een persoon die door zijn lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij de persoon in dienst neemt. Het gaat dus om iemand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voor iedereen die nog geen werkplek heeft in een sociale werkplaats eindigt per 1 januari 2015 de toegang tot de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Vanaf dat moment vallen mensen die zijn aangewezen op beschut werk onder de Participatiewet.
Het college voert een voorselectie uit door te bepalen welke mensen op welk moment in aanmerking komen voor deze participatievoorziening. In een verordening legt zij vast welke mensen in aanmerking komen en welke voorzieningen beschut werk er worden aangeboden. Denk bij dat laatste aan fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur. Tevens legt het college in de verordening vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. Dat aanbod is mede afhankelijk van het aantal geschikte en beschikbare plaatsen bij werkgevers. Het college stelt de omvang van het aanbod dan ook in overleg met partners vast.
De gemeente draagt iemand die in aanmerking komt voor deze participatievoorziening voor aan het UWV en vervolgens onderzoekt het UWV op basis van landelijke criteria of deze persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden kan werken. Het UWV adviseert het college en alleen wanneer het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, kan het college besluiten het advies niet te volgen. Het college stelt ambtshalve vast dat de persoon tot de doelgroep van beschut werk behoort en zorgt ervoor dat hij in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat. Iemand die tot de doelgroep beschut werk hoort, kan aan de slag gaan bij een gemeentelijke dienst, een NV, een BV of een stichting. Hij kan dus in een beschutte omgeving bij een reguliere werkgever werken die de noodzakelijke begeleiding en aanpassingen kan bieden. De voorziening beschut werk kan dus samenvallen met een werkplekaanpassing en een jobcoach. Bovendien kan de gemeente loonkostensubsidie verstrekken voor een persoon die een beschutte werkplek heeft.
>> In het model-DSP hebben wij per update 16 het werkproces B1109 'Sociale werkvoorziening aanvraag' afgesloten en een nieuw werkproces opgenomen voor het toekennen van deze voorziening: B1580 'Reïntegratievoorziening beschut werken'. Dit doen wij om duidelijk maken dat de wettelijke grondslag is gewijzigd en dat die personen die voor 1 januari 2015 nog geen werkplek hebben in een sociale werkplaats onder de nieuwe Participatiewet vallen.
3. Loonkostensubsidie
De reïntegratie-voorziening loonkostensubsidie bestaat uit een compensatie voor de werkgever voor mensen die tijdelijk of door een blijvende arbeidshandicap minder productief kunnen zijn dan een gemiddelde werknemer met soortgelijke opleiding en ervaring. Zij hebben een loonwaarde van minder dan 100% van het wettelijk minimumloon; dat wil zeggen dat degene per gewerkt uur minder kan verdienen in vergelijking met een gemiddelde werknemer met soortgelijke opleiding en ervaring die niet tot de doelgroep van de loonkostensubsidie behoort. De doelgroep van deze voorziening bestaat uit bijstandsgerechtigden, mensen met een uitkering op grond van de Anw, IOAW of IOAZ of niet-uitkeringsgerechtigden die wel aanspraak kunnen maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling. De exacte doelgroep wordt in een gemeentelijke verordening vastgelegd.
De werknemer ontvangt van zijn werkgever gewoon loon en bouwt over zijn hele inkomen pensioen op. De werkgever ontvangt van de gemeente de loonkostensubsidie. Jaarlijks voert de gemeente een hercontrole uit. Wanneer de voorziening is toegekend voor iemand die onder de voorziening beschut werk valt, wordt de loonkostensubsidie iedere drie jaar ambtshalve vastgesteld.
Wanneer iemand denkt onder de doelgroep van de loonkostensubsidie te vallen, kan hij op het moment dat een werkgever het voornemen heeft om hem in dienst te nemen schriftelijk een aanvraag doen om te bepalen of hij in aanmerking komt. Dit kan maximaal eens per twaalf maanden. Daarnaast kan het college ook zelf besluiten om een onderzoek te laten doen. Het onderzoek wordt verricht door een externe partij. De gemeente kan de persoon die onder de doelgroep valt gedurende drie maanden onbeloond werkzaamheden voor de werkgever laten verrichten om diens loonwaarde reëel vast te kunnen stellen.
Zolang iemand met een arbeidsbeperking werkt wordt jaarlijks vastgesteld wat zijn loonwaarde is en of er nog loonkostensubsidie dient te worden verstrekt. Wanneer de betrokkene gaat verhuizen terwijl zijn werkgever loonkostensubsidie ontvangt, blijft de gemeente waar de loonkostensubsidie is aangevraagd gedurende de hele looptijd verantwoordelijk voor de uitbetaling. Dat kan dus voortduren tot de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.
De loonkostensubsidie wordt enkel verstrekt voor een beperking in de productiviteit. Wanneer iemand eveneens niet in staat is om 40 uur per week te werken, geldt voor hem een medische urenbeperking. Hier is de loonkostensubsidie niet voor bedoeld en hier bestaat een aparte reïntegratievoorziening voor. De voorziening mag niet samenlopen met andere subsidies die bedoeld zijn voor loonkosten en bovendien kan hij niet worden aangevraagd voor mensen die op grond van de Wsw in een sociale werkplaats werken. Het mag wel in combinatie met andere reïntegratievoorzieningen worden ingezet.
>> Voor deze voorziening was al een werkproces aanwezig in het model-DSP: B1522 'Loonkostensubsidie'. De wettelijke grondslag van dit werkproces passen wij aan en daarmee zal deze gelden voor de loonkostensubsidie die wordt verstrekt voor de arbeidsinschakeling van een kwetsbare of uiterst kwetsbare uitkeringsgerechtigde, maar ook de loonkostensubsidie die specifieke gericht is op personen met een arbeidsbeperking. Deze laatstgenoemde vorm van loonkostensubsidie wordt verstrekt op grond van artikel 10c en 10d van de Participatiewet en de gemeente kan in haar lokale verordening besluiten om de loonkostensubsidie ook breder in te zetten.
4. Ondersteuning leer-werktrajecten
In principe kunnen jongeren niet worden ondersteund bij arbeidsinschakeling wanneer ze door het Rijk bekostigd onderwijs kunnen volgen. Als uitzondering hierop kan de gemeente extra ondersteuning bieden bij leer-werktrajecten aan:
• jongeren van 16 of 17 jaar die nog leerplichtig zijn; en
• jongeren van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.
Deze ondersteuning dient om de aansluiting tussen school en werk te verbeteren en op die manier schooluitval te voorkomen. Het college moet van oordeel zijn dat een leer-werktraject nodig is en dat de ondersteuning nodig moet zijn voor het volgen van het leer-werktraject.
>> In het model-DSP is een apart werkproces worden opgenomen voor het beoordelen van de toekenning van deze voorziening: B1585 'Reïntegratievoorziening ondersteuning leer-werktraject'.
Reïntegratievoorzieningen op grond van de Reïntegratieverordening Participatiewet
Afgezien van de wettelijke reïntegratie-voorzieningen noemt de Model Reïntegratieverordening Participatiewet ook de onderstaande voorzieningen. Deze voorzieningen zijn vooral gericht op de doelgroep bestaand uit:
- bijstandsgerechtigden;
- mensen met een uitkering op grond van de Anw, IOAW of IOAZ; en
- niet-uitkeringsgerechtigden die wel aanspraak kunnen maken op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
1. Werkstage
De werkstage is gericht op het opdoen van specifieke werkervaring (een 'snuffelstage') of het leren functioneren in een arbeidsrelatie. De werknemer verricht arbeid, maar dat heeft vooral als doel om zijn kennis en ervaring van te vergroten. In de regel is er geen sprake van een beloning. De werkgever kan hoogstens een onkostenvergoeding geven, mits er daadwerkelijk kosten zijn gemaakt.
Het college kan de werkstage aanbieden aan een persoon die tot de doelgroep behoort en nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of door langdurige werkloosheid een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Langdurig werkloos wil zeggen dat iemand gedurende vijf jaar geen inkomsten uit arbeid heeft verworven.
In een schriftelijke overeenkomst wordt vastgelegd wat het doel van de werkstage is en op welke wijze de werknemer begeleid zal worden. Deze werkstage kan enkel plaatsvinden indien de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Het tijdelijk opvullen van een vacature is alleen toegestaan als de vacature niet is ontstaan door afvloeiing, maar door ontslag op grond van:
- eigen initiatief van de werknemer;
- handicap;
- ouderdomspensioen;
- vermindering van werktijd op initiatief van de werknemer; of
- gewettigd ontslag om dringende redenen.
>> In het model-DSP is een nieuw werkproces opgenomen voor de toekenning van deze voorziening: B1581 "Reïntegratievoorziening werkstage".
2. Sociale activering
Deze voorziening heeft als doel om iemand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt terug te leiden naar de arbeidsmarkt of, wanneer dit nog niet mogelijk is, als tussendoel te bevorderen dat iemand zelfstandig deel kan nemen aan het maatschappelijk leven. Het einddoel is arbeidsinschakeling waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Wanneer dat einddoel niet kan worden bereikt is de persoon ook niet verplicht gebruik te maken van een voorziening gericht op sociale activering. De duur van de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden en capaciteiten van de persoon. De sociale activering kan enkel plaatsvinden indien de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
>> Het model-DSP kende al een aantal werkprocessen met betrekking tot sociale activering:
- B0924 'WWB sociale activering diagnose'
- B0925 'WWB sociale activering traject plan'
- B0926 'WWB sociale activering traject voortgang'
- B0957 'IOAW sociale activering diagnose'
- B0958 'IOAW sociale activering traject plan'
- B0959 'IOAW sociale activering traject voortgang'
- B0989 'IOAZ sociale activering diagnose'
- B0990 'IOAZ sociale activering traject plan'
- B0991 'IOAZ sociale activering traject voortgang'
Omdat de soort uitkering los staat van de reïntegratie, zullen wij dit onderscheid in onze werkprocessen beëindigen. Bovendien zullen het stellen van de diagnose en opstellen van het trajectplan worden samengevoegd. Het maakt allebei onderdeel uit van het maatwerk dat in overleg met de uitkeringsgerechtigde wordt uitgevoerd om zijn kans op arbeidsinschakeling te vergroten. Dit leidde dus tot het afsluiten van bestaande werkprocessen en het opnemen van een generiek werkproces voor deze participatievoorziening: B1574 'Reïntegratievoorziening sociale activering'. Het controleren van de voortgang valt per update 16 onder het nieuwe werkproces B1598 'Reïntegratie hercontrole'.
3. Detacheringsbaan
De gemeente heeft de mogelijkheid om iemand die tot de doelgroep behoort met een korte afstand tot de arbeidsmarkt een dienstverband op detacheringsbasis aan te bieden, om op die manier werkervaring op te doen. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst waarbij het inlenend bedrijf en de werkgever afspraken maken over de verhouding tot de werkgever, de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. De werknemer en de inlener leggen in de overeenkomst afspraken vast over werktijden, verlof en de inhoud van het werk. Deze detacheringsbaan kan enkel worden toegekend, indien de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
>> Voor deze voorziening hebben wij een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1570 'Reïntegratievoorziening detacheringsbaan'.
4. Scholing
De gemeente kan scholing aanbieden aan personen uit de doelgroep met of zonder startkwalificatie. Onder een startkwalificatie wordt verstaan een havo- of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar beroepsonderwijs op niveau twee. Zeker voor de personen die geen startkwalificatie hebben kan een dergelijk diploma noodzakelijk zijn voor reïntegratie. Jongeren onder de 27 die nog door het Rijk bekostigd onderwijs kunnen volgen komen niet in aanmerking voor de voorziening die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling.
Een persoon die in aanmerking komt voor een participatieplaats en niet over een startkwalificatie beschikt dient vanaf zes maanden na aanvang van de participatieplaats scholing of een opleiding te worden aangeboden. Indien de scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaat of indien het niet bijdraagt aan de vergroting van de kans op arbeidsinschakeling, hoeft de gemeente de scholing of opleiding niet aan te bieden.
>> In het model-DSP hebben wij een nieuw werkproces opgenomen voor deze reïntegratievoorziening: B1569 'Reïntegratievoorziening scholing'.
5. Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)
De gemeente kan mensen die er moeite mee hebben bij een nieuwe baan aan de slag te gaan persoonlijke ondersteuning aanbieden, bijvoorbeeld in de vorm van een jobcoach die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Hij begeleidt bij de start van de werkzaamheden, controleert of er aanpassingen en hulpmiddelen nodig zijn op de werkplek en helpt bij de aanvraag daarvan. Uiteindelijk is het doel dat de werknemer zonder de jobcoach bij een werkgever werkzaam kan zijn. De gemeente bepaalt of en voor hoeveel uur een jobcoach wordt ingezet en controleert regelmatig of en voor hoeveel uur de jobcoach nog noodzakelijk is.
>> We hebben hiervoor een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1568 'Reïntegratievoorziening jobcoach'.
6. No-risk polis
De no-risk polis is een verzekering om ervoor te zorgen dat de werkgever weinig of geen financiële schade ondervindt wanneer een medewerker met een arbeidshandicap of ten behoeve van wie de werkgever een loonkostensubsidie ontvangt ziek wordt. Via de werkgever krijgt de medewerker in dat geval een uitkering wanneer hij binnen vijf jaar na aanvang van de arbeidsovereenkomst uitvalt door ziekte. De no-riskpolis kan aarzelingen wegnemen bij een werkgever om iemand met een arbeidsbeperking in dient te nemen, doordat het financiële risico van uitval door ziekte grotendeels weggehaald wordt bij de werkgever. De werkgever kan daarbij de gemeente verzoeken om de kosten van de no-riskpolis te vergoeden voor een periode die de gemeente in een verordening bepaalt.
De gemeente kan er in haar verordening voor kiezen om de no-riskpolis te beperken voor arbeidsovereenkomsten voor een minimale periode. Tevens legt ze in haar verordening vast wat de no-riskpolis maximaal mag vergoeden: welk percentage van het minimumloon voor de werknemer en welk percentage boven de dekking voor extra werkgeverslasten. De gemeente toetst of de door de werkgever gekozen verzekering aan haar voorwaarden voldoet. De werkgever sluit zelf de verzekering af en is daarbij de verzekeringnemer. Het is ook mogelijk dat de gemeente de no-riskpolis zelf afsluit bij een verzekeraar, waarbij de gemeente als verzekeringnemer wordt aangemerkt en de werkgever als begunstigde.
Nadat de werknemer twee jaar zelfstandig zonder loonkostensubsidie het minimumloon heeft verdiend, gaat de verantwoordelijkheid over naar het UWV en is artikel 29b van de Ziektewet van toepassing.
De doelgroep bestaat uit:
- uitkeringsgerechtigden op grond van de WIA, WAO, WAZ of Wajong;
- mensen met een WSW-indicatie die niet bij een sociale werkvoorziening werken;
- mensen die voor 8 juli 1954 zijn geboren, langer dan 52 weken in de WW hebben gezeten alvorens weer aan het werk te zijn gegaan;
- mensen met een ziekte of handicap die belemmert bij het werken, voor wie het UWV een verklaring heeft afgegeven dat zij een belemmering hebben gehad bij het volgen van onderwijs binnen vijf jaar na afloop van de schoolopleiding;
- bijstandsgerechtigden of uitkeringsgerechtigden op grond van de IOAW, IOAZ of Anw met een ziekte of handicap die belemmert bij het werken (de gemeente vraagt in dat geval bij het UWV de no-risk polis aan)
- niet-uitkeringsgerechtigden die aanspraak kunnen maken op ondersteuning van de gemeente bij arbeidsinschakeling.
>> In het model-DSP is een nieuw werkproces opgenomen voor het beoordelen voor aanvragen voor vergoeding van de premie van een no-riskpolis: B1566 'Reïntegratievoorziening no-risk polis'.
7. Uitstroompremie
De gemeente kan de uitstroompremie eenmalig verstrekken aan iemand die na een werkloosheid van twaalf maanden of langer uitstroomt uit de algemene bijstand, de IOAW of de IOAZ. De ex-uitkeringsgerechtigde kan deze premie aanvragen binnen termijn na indiensttreding die de gemeente vastlegt in haar Reïntegratieverordening. Deze premie geldt niet voor jongeren onder de 27.
>> Het model-DSP kent momenteel de volgende werkprocessen
- B0920 'WWB premie of onkostenvergoeding verzoek'
- B0953 'IOAW premie of onkostenvergoeding verzoek'
- B0985 'IOAZ premie of onkostenvergoeding verzoek'.
Deze werkprocessen hebben wij per update 16 afgesloten en in plaats hiervan hebben wij één werkproces opgenomen voor het behandelen van een verzoek voor een uitstroompremie: B1567 'Reïntegratievoorziening uitstroompremie'. Wij maken daarbij dus geen onderscheid meer in het soort uitkering dat de ex-uitkeringsgerechtigde tot zijn indiensttreding ontving.
Overige werkvoorzieningen
Naast de reïntegratie-voorzieningen die in de gemeentelijke modelverordening worden genoemd, zijn er ook nog een tweetal werkvoorzieningen. Deze voorzieningen worden verstrekt door het UWV.
1. Meeneembare werkvoorzieningen
Wanneer iemand bepaalde zaken nodig heeft om goed te kunnen werken, kan hij dit aanvragen bij het UWV. Denk hierbij aan orthopedische schoenen, een speciale bureaustoel of een driewielfiets.
>> Omdat dit een werkproces van het UWV betreft, is hier in het gemeentelijk model-DSP geen werkproces voor beschikbaar.
2. Niet meeneembare werkvoorzieningen
Wanneer een werkgever kosten moet maken om iemand in dienst te kunnen nemen, kan hij het UWV vragen om een vergoeding hiervoor te verstrekken. Denk hierbij aan een gehandicaptentoilet of een (trap)lift.
>>Hoewel de gemeente hier niet de partij is die de vergoeding voor de voorziening verstrekt, is in het model-DSP wel het werkproces B1536 'Arbeidsplaatsvoorziening vergoeding aanvraag' aanwezig. De gemeente kan immers vanuit haar rol van werkgever de vergoeding aanvragen bij het UWV.
Overige wijzigingen model-DSP
Naast de hierboven besproken wijzigingen, hebben wij de bestaande werkprocessen met betrekking tot de verschillende uitkeringen en inkomensvoorzieningen onder de loep genomen en dit heeft tot de onderstaande wijzigingen geleid.
Een aanvraag voor een uitkering kan worden ingediend bij het UWV of bij een gemeente. Normaliter gebeurt dit bij het UWV tenzij de aanvrager die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt in een inrichting verblijft of niet is ingeschreven in de BRP. Omdat het voor het werkproces niet heel veel uitmaakt waar de aanvraag binnenkomt, hebben we daarom de volgende werkprocessen afgesloten:
- B0900 'WWB aanvraag via UWV WERKbedrijf'
- B0935 'IOAW aanvraag via UWV WERKbedrijf'
- B0967 'IOAZ aanvraag via UWV WERKbedrijf'
De volgende werkprocessen hebben wij in het model-DSP afgesloten, omdat het enkel de administratieve verwerking betrof van de uitkomsten van een ander werkproces:
- B0913 'WWB gegevens uitkeringsadministratie'
- B0946 'IOAW gegevens uitkeringsadministratie'
- B0978 'IOAZ gegevens uitkeringsadministratie'
- B1009 'BBZ gegevens uitkeringsadministratie'
- B1027 'Minimaregeling gegevens uitkeringsadministratie'
Wanneer de aanvrager van een uitkering in afwachting van de behandeling van zijn aanvraag onvoldoende middelen van bestaan heeft, kan hij de gemeente verzoeken een voorschot op de uitkering uit te keren. De betaling van het voorschot wordt later in mindering gebracht op de uitkering. We hebben in plaats van het werkproces 'Uitkering voorschot' specifieke werkprocessen opgenomen per uitkeringssoort:
- B1279 'Bijstand voorschot'
- B1579 'IOAW voorschot'
- B1596 'IOAZ voorschot'
- B1593 'Bijzondere bijstand voorschot'
Na het afgeven van een waarschuwing kan de gemeente bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht door de uitkeringsgerechtigde een bestuurlijke boete opleggen. De hoogte van de boete is afhankelijk van de hoogte van het bedrag dat te veel of ten onrechte aan bijstand is ontvangen, het 'benadelingsbedrag'. Beiden dienen te worden betaald door de uitkeringsgerechtigde. Dit heeft geleid tot de volgende nieuwe werkprocessen:
- B1603 'Bijstand bestuurlijke boete oplegging'
- B1594 'Bijzondere bijstand bestuurlijke boete oplegging'
- B1599 'IOAW bestuurlijke boete oplegging'
- B1602 'IOAZ bestuurlijke boete oplegging'
- B1600 'BBZ bestuurlijke boete oplegging'
Wij hebben verschillende werkprocessen met betrekking tot beoordelen van een aanvraag voor een specifiek soort bijstand voor zelfstandigen (Bbz) samengevoegd tot het nieuwe werkproces B1601 'BBZ aanvraag'. Hierbij hebben wij de volgende werkprocessen afgesloten:
- B0996 'BBZ aanvraag arbeidsongeschikte zelfstandige'
- B0997 'BBZ aanvraag beëindigende zelfstandige'
- B0993 'BBZ aanvraag beginnende zelfstandige'
- B0994 'BBZ aanvraag beginnende zelfstandige'
- B0998 'BBZ aanvraag ondernemer binnenvaart'
- B0995 'BBZ aanvraag oudere zelfstandige met duurzaam laag inkomen'
Omdat het voor het werkproces niet uitmaakt of er bijzondere bijstand door een nieuwe of een bestaande clïent wordt aangevraagd, hebben we tot slot het volgende werkproces afgesloten:
- B0928 'WWB BB bestaande cliënt aanvraag'
Het spreekt voor zich dat wij alle verwijzingen naar de Wet werk en bijstand per update 16 hebben verwijderd uit de benaming van en toelichtingen bij onze werkprocessen.