i-Navigator

Developed in conjunction with Joomla extensions.

Dit artikel behandelt de wijzigingen die de Wmo 2015 met zich mee brengt en de gevolgen voor het model-DSP.

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geeft de gemeente een bredere verantwoordelijkheid voor participatie en zelfredzaamheid. Zij draagt vanaf 1 januari zorg voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijk verkeer; de participatie. Daarnaast dient zij passende ondersteuning te bieden om mensen in staat te stellen de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en een gestructureerd huishouden te voeren; de zelfredzaamheid. Iemand die tot nu toe voor begeleiding een beroep deed op de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) moet dan bij de gemeente zijn. Dit geldt net zozeer voor de verzorging die in het verlengde van de begeleiding nodig kan zijn.

 

Melding ondersteuningsvraag en cliëntondersteuning

Indien de gemeente een melding ondersteuningsbehoefte ontvangt van een inwoner of diens mantelzorger, bevestigt de gemeente de ontvangst van de melding. De gemeente stelt de cliënt ervan op de hoogte dat deze binnen zeven dagen na het indienen van de melding een persoonlijk plan indienen waarin hij zijn omstandigheden kan beschrijven en kan aangeven bij welke maatschappelijke ondersteuning hij het meest gebaat is. De gemeente zal dit persoonlijk plan dan meenemen in haar onderzoek.

De gemeente biedt gratis cliëntondersteuning aan voor de melder en zijn mantelzorger. Dit is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen; kortom het sociale domein. Deze ondersteuning is bedoeld om de zelfredzaamheid van kwetsbare inwoners te bevorderen. Het is gericht op zowel de versterking van de eigen kracht van kwetsbare inwoners als de inzet van diens sociale netwerk, mantelzorgers en vrijwilligers. De preventieve werking hiervan moet voorkomen dat er problemen ontstaan en een beroep gedaan moet worden op voorzieningen.

Binnen zes weken na ontvangst van de melding, voert de gemeente een onderzoek uit. Hierbij ligt de focus op:

- de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

- de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

- de mogelijkheden om hierin met behulp van mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te voorzien;

- de mogelijkheden om door gebruik van een algemene Wmo-voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten hierin te voorzien;

- de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen hierin te voorzien;

- welke eigen bijdrage verschuldigd zal zijn voor het gebruik van algemene voorzieningen of een maatwerkvoorziening;

- de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.

Bij het onderzoek worden in begrijpelijke bewoordingen de mogelijkheden uitgelegd van een persoonsgebonden budget(PGB) en de gevolgen van de keuze voor een PGB. Voor die hele onderzoek wordt ook wel de term ‘keukentafelgesprek’ gebruikt en de gemeente verstrekt de cliënt een verslag van dit gesprek.

 

Voordat dit onderzoek is uitgevoerd kan de cliënt geen aanvraag doen voor een Wmo maatwerkvoorziening. De gemeente kan wel bepalen dat de uitkomst van het onderzoek als aanvraag kan worden gezien voor een eventuele maatwerkvoorziening.

In spoedeisende gevallen, waaronder noodzakelijke opvang al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist de gemeente onmiddellijk na een melding tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening. Het onderzoek en de aanvraag zullen dan op een later moment worden gedaan.

>> In het model-DSP hebben wij een nieuw werkproces opgenomen voor het behandelen van de melding van een ondersteuningsvraag: B1582 'Ondersteuningsvraag melding'. De cliëntondersteuning maakt hier onderdeel van uit.

 

Algemene voorzieningen

De Wmo 2015 maakt een onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Voor een algemene voorziening kan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Er bestaat een onderscheid tussen algemene voorzieningen die door marktpartijen worden aangeboden waar de gemeente geen bemoeienis mee heeft en algemene voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. De algemene voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening; met andere woorden de gemeente zal eerst beoordelen of het probleem van een persoon met een beperking kan worden opgelost door middel van een algemene voorziening. Er kan voor de algemene voorziening een toegangstoets worden gedaan om te controleren of iemand tot de doelgroep behoort, maar de gemeente geeft voor een algemene voorziening geen beschikking af.

Voorbeelden van algemene voorzieningen die (mede) door de overheid gefinancierd worden zijn:

- Peuterspeelzalen

- Algemeen maatschappelijk werk

- Schuldhulpverlening en budgettering

- GGD

- Klussendienst

- Was- en strijkservices

- Sportvoorzieningen

- Passantenverblijf voor dak- en thuislozen

- Sociale alarmering

Voorbeelden van algemene voorzieningen die door de markt worden aangeboden zijn:

- Kinderopvang

- Boodschappendiensten supermarkten

- Glazenwasser

- Commercieel sportaanbod

De gemeente kan voor deze algemene voorzieningen in principe een kostendekkend tarief vragen. Aan iemand met een laag inkomen kan zij via de bijzondere bijstand tegemoetkomen.

Per 2015 zal de gemeente meer mogelijkheden hebben om voor in plaats van huidige individuele voorzieningen te verwijzen naar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen. Dit kan voor de cliënt het nadeel hebben dat de kosten die hij maakt niet wordt betrokken bij de eventuele eigen bijdrage die voor andere voorzieningen wordt vastgesteld en door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) wordt geïnd. De gemeente kan ervoor kiezen om met het CAK speciale afspraken te maken om de kosten die cliënten maken voor algemene voorzieningen die voorheen als individuele voorziening werd aangeboden te melden bij het CAK.

>> Het model-DSP kent momenteel een werkproces voor een veelvoorkomende vorm van een algemene voorziening:

- B1459 'Wmo maaltijdvoorziening'

Aangezien dit bij de meeste gemeenten al het karakter heeft van een algemene voorziening, waar geen beschikking voor nodig is en waar direct een vergoeding voor wordt betaald, hebben wij dit werkproces afgesloten. Alle algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk en tijdens het intakegesprek met de cliënt kan hij doorverwezen worden naar verschillende algemene voorzieningen. Omdat voor sommige algemene voorzieningen toch een toegangstoets nodig is, hebben wij per update 16 het generieke proces B1572 'Wmo algemene voorziening' opgenomen voor het behandelen van aanvragen voor dergelijke voorzieningen.

 

Maatwerkvoorzieningen

Naast de individuele voorzieningen onderscheidt de Wmo 2015 de maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Deze voorzieningen zijn aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk.

>> Het model-DSP kent verschillende werkprocessen van voorzieningen die onderdeel uit kunnen maken van een maatwerkvoorziening:

- B1182 'Wmo huishoudelijke voorziening'

Voorheen maakte de huishoudelijke hulp onderdeel uit van de compensatieplicht en per 1 januari kan het als maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid worden aangeboden. Daarbij ligt de focus meer op het voeren van een gestructureerd huishouden dan van het schoonhouden van het huis. Als maatwerkvoorziening zal de huishoudelijke hulp enkel nog verstrekt worden aan multi-probleemgevallen. De huishoudelijke voorziening die gericht is op het schoonhouden van het huis kan los daarvan als algemene voorziening worden aangeboden. De algemene voorziening bestaat uit lichte en zware schoonmaakwerkzaamheden, ook wel aangeduid als huishoudelijke hulp niveau I en de maatwerkvoorziening uit schoonmaakwerkzaamheden in combinatie met begeleiding om de cliënt te leren en te stimuleren het huishouden te organiseren, ook wel aangeduid als huishoudelijke hulp niveau II.

Indien de huishoudelijke hulp werd ingekocht met een persoonsgebonden budget (PGB) en de gemeente biedt de huishoudelijke hulp enkel als algemene voorziening aan, dan is er geen PGB meer mogelijk. De gemeente dient dan een overgangsperiode te bieden van bijvoorbeeld een half jaar.

Verder dient voor het beoordelen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening het generieke werkproces B1095 "Wmo voorziening" te worden gebruikt. Omdat het om maatwerk gaat, nemen wij hier vooralsnog geen specifiek werkproces voor op.

- B1181 'Wmo rolstoelvoorziening'

- B1184 'Wmo woonvoorziening'

- B1183 'Wmo vervoersvoorziening'

De vervoersvoorziening vormt een individuele maatwerkvoorziening wanneer het gaat om een scootmobiel of een al dan niet aangepaste bruikleenauto. Een vervoersvoorziening kan immers ook als collectieve voorziening worden aangeboden.

Omdat de gemeente altijd meer voorzieningen kan aanbieden dan de voorzieningen die veel gemeenten aanbieden en waar in het model-DSP specifieke werkprocessen voor zijn opgenomen. Het generieke werkproces B1095 dient dus gebruikt te worden voor de overige voorzieningen die een gemeente als onderdeel van een maatwerkvoorziening kan toekennen. Daarnaast kent het model-DSP de volgende generieke werkprocessen: 

- B1185 'Wmo voorziening hercontrole'

- B1188 'Wmo voorziening voortzetting'

- B1186 'Wmo voorziening beëindiging'

Deze drie generieke werkprocessen kunnen vervolgens worden gebruikt voor de hercontrole en de voortzetting en beëindiging van alle mogelijke Wmo-voorzieningen.

 

Eigen bijdrage

De gemeente mag voor de ondersteuning die zij biedt een eigen bijdrage vragen. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd, het inkomen en het vermogen van de cliënt en diens partner. De gemeente stelt de hoogte van de eigen bijdrage vast, wanneer zij besluit of iemand in aanmerking komt voor een voorziening. Het kan hierbij zowel om een collectieve, individuele of een maatwerkvoorziening gaan. Het CAK verzorgt de (periodieke) inning van deze eigen bijdrage.

De eigen bijdrageregeling is niet van toepassing op algemene voorzieningen. De gebruiker betaalt hiervoor de marktprijs of, wanneer het om een door de gemeente gesubsidieerde voorziening gaat, een al of niet kostendekkend tarief.

>> Het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage maakt onderdeel uit van de beschikking die recht geeft op een individuele, collectieve of maatwerkvoorziening. Omdat vervolgens het CAK de eigen bijdrage int, is hier geen afzonderlijk werkproces voor opgenomen in het model-DSP.

 

Persoonsgebonden budget (PGB)

De gemeente kan onder voorwaarden een Wmo-voorziening als persoonsgebonden budget (PGB) verstrekken. Dit blijft onder de Wmo 2015 ook mogelijk, maar de eisen worden wel strenger. De aanvrager of diegene die gemachtigd heeft dient zelf zorg in te kunnen kopen en zorgverleners aan te kunnen sturen en de ingekochte zorg dient doeltreffend, cliëntgericht en veilig te zijn.

De zelf ingekochte zorg kan duurder zijn dan zorg in natura, maar dat mag voor de gemeente geen reden zijn om het PGB te weigeren. De gemeente vergoed minimaal het bedrag dat zorg in natura zou kosten en de meerkosten dient de cliënt zelf te betalen.

Met ingang van 2015 wordt het trekkingsrecht geïntroduceerd. Dit betekent dat de cliënt niet meer een voorschot op zijn eigen PGB-rekening krijgt overgemaakt van de gemeente. De gemeente parkeert na toekenning van het PGB, het geld op de rekening van de SVB. De cliënt dient een zorgovereenkomst met de zorgverlener of zorginstelling aan te leveren bij de SVB. De SVB controleert de zorgovereenkomst juridisch en arbeidsrechtelijk. De gemeente beoordeelt vervolgens de overeenkomst zorginhoudelijk, of het voldoet aan de gemeentelijke voorwaarden. Pas nadat beide partijen akkoord zijn, kan de cliënt de SVB opdracht geven de zorgverlener of zorginstelling op basis van een declaratie of op basis van een vast maandloon te betalen. De SVB verzorgt na een aantal checks de betalingen aan de zorgverlener of de zorginstelling. Zowel de cliënt als de gemeente ontvangen periodiek overzichten hoeveel van het PGB waaraan is besteed en hoeveel er nog over is. De SVB stort uiteindelijk niet bestede bedragen terug aan de gemeente.

>> Of een voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt, legt de gemeente vast in de beschikking waarin de individuele, collectieve of maatwerkvoorziening wordt toegekend. Daarom is er geen apart werkproces voor het toekennen van het PGB in het model-DSP.

In verband met het nieuwe trekkingsrecht nemen wij wel een nieuw werkproces op in het model-DSP voor de beoordeling van een zorgovereenkomst die de cliënt met een zorgverlener afsluit en op grond waarvan de ingekochte zorg zal worden vergoed door de SVB. Omdat de gemeente ook een PGB voor jeugdhulp af kan geven, hebben wij een generiek werkproces opgenomen voor het beoordelen van een zorgovereenkomst: B1589 'PGB zorgovereenkomst beoordeling'.

Het model-DSP kende al een werkproces voor een verzoek tot omzetting van een Wmo-voorziening van PGB in zorg in natura of andersom. Per update 16 hebben we dit werkproces generiek gemaakt, zodat het ook geld voor de individuele jeugdzorgvoorzieningen die een gemeente als PGB of in natura toekent.

 

Nieuwe gemeentelijke Wmo-voorzieningen

Met de inwerkingtreding van de Wmo 2015 gaat de gemeente eveneens aanvragen beoordelen voor de onderstaande voorzieningen, die onderdeel uit kunnen maken van een maatwerkvoorziening.

1. Wmo beschermd wonen

Het gaat bij deze maatwerkvoorziening om het bieden van onderdak en 24-uurs begeleiding aan iemand met een psychiatrische aandoening. Vanuit een beschermde woonomgeving staat de op participatie gerichte ondersteuning centraal. Het gaat hierbij om iemand die niet in staat is om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht en ondersteuning.

Onder beschermd wonen wordt verstaan:

- wonen in een accommodatie van een instelling;

- met het daarbij horende toezicht en begeleiding;

- gericht op het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie;

- gericht op het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;

- gericht op stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld;

- gericht op het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast;

- gericht op het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;

- bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Veel mensen die zich vanwege psychische problemen niet zelfstandig kunnen handhaven wonen in zogenaamde regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW). De 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang worden materieel verantwoordelijk voor beschermd wonen. Deze centrumgemeenten voeren de regie over de plaatsing van cliënten. De voorziening is landelijk toegankelijk en kan bij iedere gemeente worden aangevraagd. In een verordening legt de gemeente vast op welke wijze en op basis van welke criteria zij bepaalt of iemand in aanmerking komt voor beschermd wonen.

Cliënten die per 1 januari 2015 al een indicatie hadden voor beschermd wonen, kunnen gebruik blijven maken van de voorziening gedurende een nog vast te stellen termijn, maar minimaal voor een periode van vijf jaar of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van de indicatie.

>> In het model-DSP hebben wij een nieuw werkproces opgenomen voor het beoordelen van een aanvraag voor deze voorziening (die onderdeel uit kan maken van een maatwerkvoorziening): B1576 'Wmo voorziening beschermd wonen'.

 

2. Wmo begeleiding individueel

De individuele begeleiding van volwassenen is overgegaan van de AWBZ naar de WMO 2015 en de begeleiding van jeugd naar de Jeugdwet. De gemeente regelde al een deel van de ondersteuning om iemand die hulp nodig had thuis te kunnen laten blijven wonen of om actief aan het dagelijks leven mee te kunnen doen. De individuele voorzieningen zoals de woningaanpassing of een vervoersvoorziening als een scootmobiel zijn hierop gericht.

Per 1 januari 2015 krijgt de gemeente de verantwoording voor de gehele begeleiding van cliënten bij hun dagelijkse werkzaamheden om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen en/of om zelfstandig te kunnen blijven functioneren in de maatschappij. Nadat met de cliënt bekeken is wat deze zelf nog kan en hoe familie, bekenden of vrijwilligers een bijdrage kunnen leveren, wordt gekeken welke aanvullende professionele ondersteuning nodig is. Bij deze voorziening krijgt de cliënt individueel ondersteuning bij zijn dagelijkse activiteiten, zoals hulp bij administratie, boodschappen doen, post behandelen, contact met instanties onderhouden. Deze individuele begeleiding kan als ambulante begeleiding, woonbegeleiding of thuisbegeleiding worden ingevuld.

Voor 2015 geldt een wettelijk overgangsrecht voor cliënten die een op grond van de Awbz afgegeven CIZ-indicatie hebben. Deze indicatie blijft geldig tot uiterlijk 1 januari 2016, tenzij de indicatie eerder in 2015 afloopt. Vanaf 1 januari 2016 zullen alle op grond van de Awbz afgegeven indicaties vervallen.

>> Voor deze voorziening (die onderdeel uit kan maken van een maatwerkvoorziening) hebben we een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1577 'Wmo voorziening begeleiding individueel'.

 

3. Wmo begeleiding groepsgewijs

Een andere vorm van begeleiding is de groepsgewijze begeleiding, ook wel dagbesteding genoemd. Het gaat hierbij om een breed scala aan voorzieningen, zoals Dag Activiteiten Centra, Inloophuizen, dagcentra, zorgboerderijen en groepsdetacheringen bij bedrijven. Het doel van de dagbesteding verschilt per doelgroep, voor de ene cliënt wordt een maatwerktraject opgezet als opmaat richting werk en voor de een cliënt met een verstandelijke beperking vormt het een nuttige vorm van dagelijks bezig zijn.

De dagbesteding kan de vorm hebben van een algemene voorziening, wanneer het gaat om specialistische dagbesteding met laag intensieve begeleiding. Deze vorm van begeleiding biedt de cliënt een structurele, activerende daginvulling door deel te nemen aan recreatieve of maatschappelijke activiteiten. Deze bieden de cliënt structuur, sociale contacten en zingeving. Deze vorm van dagbesteding is bedoeld voor cliënten van 18 jaar en ouder die door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve, verstandelijke of psychiatrische beperking of een combinatie hiervan beperkt is in zijn zelfredzaamheid. Hij is niet in staat om zelfstandig of met hulp uit zijn omgeving vorm te geven aan zijn daginvulling, kan niet werken of regulier onderwijs volgen vanwege zijn beperkingen. De begeleiding kan uitgevoerd worden door vrijwilligers ondersteund door een beroepskracht.

De dagbesteding kan ook in de vorm van een maatwerkvoorziening worden aangeboden, namelijk gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen. Deze dagbesteding is structureel van aard en sluit aan bij de mogelijkheden en wensen van de cliënt. Het activiteitenprogramma wordt ook op hem aangepast. De begeleidingsintensiteit is hoog, de ondersteuning langdurig en voor toezicht en/of zorg is hoog-specialistische kennis vereist. Deze vorm van begeleiding is bedoeld voor een cliënt van 18 jaar of ouder die door een lichamelijke, zintuiglijke, cognitieve, verstandelijke of psychiatrische beperking of een combinatie hiervan ernstig beperkt is in zijn zelfredzaamheid. Hij is vanwege zijn beperkingen compleet onzelfstandig om zijn dag in te vullen. Vaak is er sprake van een chronisch beeld met een complexe problematiek.

>> Voor deze voorziening hebben we een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1578 'Wmo voorziening begeleiding groepsgewijs', Dit werkproces is vooral gericht op de gespecialiseerde groepsgewijze begeleiding met een hoog intensieve ondersteuning, aangezien dit onderdeel kan uitmaken van een maatwerkvoorziening.

De specialistische groepsgewijze begeleiding met laag intensieve begeleiding zal vaak als algemene voorziening worden aangeboden en daarom nemen we hier geen apart werkproces voor op.

 

4. Wmo kortdurend verblijf

Bij kortdurend verblijf krijgt de cliënt de mogelijkheid om voor maximaal drie dagen in de week te logeren in een instelling waarbij de noodzakelijke zorg en ondersteuning kan worden geboden. Hiermee kan de mantelzorger thuis worden ontlast en kan een cliënt langer thuis blijven wonen.

Om in aanmerking te komen voor deze voorziening bestaan de volgende voorwaarden:

- de cliënt heeft een chronische somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;

- de cliënt is aangewezen op permanent toezicht;

- de cliënt is gedurende maximaal drie etmalen per week aangewezen op deze voorziening, omdat de overige etmalen de zorg door de gebruikelijke zorg of mantelzorger wordt geboden;

- het is noodzakelijk dat de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt levert ontlast wordt.

>> Voor deze voorziening (die onderdeel uit kan maken van een maatwerkvoorziening) hebben we een nieuw werkproces opgenomen in het model-DSP: B1571 'Wmo voorziening kortdurend verblijf'.

 

5. Wmo opvang

Het gaat hierbij om onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Bij 24-uursopvang gaat het om het bieden van tijdelijke opvang, bestaande uit verblijf en begeleiding. Het betreft een doorstroomvoorziening op weg naar een meer passende en perspectief biedende woonvorm. Van hieruit kunnen cliënten doorstromen naar vervolgopvang als tussenstap tussen de crisisopvang en zelfstandig wonen. De aanvrager van deze voorziening hoeft geen inwoner te zijn van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend.

In spoedeisende gevallen waarin opvang onmiddellijk noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico's voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, beslist het college onmiddellijk tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van de indicering en de aanvraag van de cliënt.

>> Voor deze voorziening (die onderdeel uit kan maken van een maatwerkvoorziening) kent het model-DSP per update 16 een nieuw werkproces: B1579 'Wmo voorziening opvang'. 

 

Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling

Per 1 januari 2015 zullen bovenlokaal het huidige Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd worden tot het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), zodat de aanpak van geweld en huiselijke kring en de aanpak van kindermishandeling worden geïntegreerd. De naam van het gecombineerde (bovenlokale) meldpunt wordt 'Veilig Thuis'. Hoofdstuk 4 van de WMO 2015 beschrijft hoe dit orgaan dient te gaan functioneren.

Gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling kunnen gemeld worden bij 'Veilig Thuis'. Het AMHK onderzoekt vervolgens of er daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het bepaalt of en zo ja tot welke stappen dit aanleiding geeft. Het AMHK stelt vervolgens een instantie die passende professionele hulp kan verlenen in kennis van de melding of het vermoeden. Indien de situatie ernstig genoeg is, stelt zij eveneens de politie of de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van de melding of het vermoeden. Indien het AMHK een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming doet, stelt zij de betreffende gemeente daarvan in kennis. Tot slot ligt het AMHK ook degene die de melding heeft gedaan in over de ondernomen stappen. Bovendien geeft het AMHK aan degene die het vermoeden heeft doorgegeven op verzoek advies over de stappen die kunnen worden ondernemen en verleent ondersteuning bij het nemen van die stappen.

>> Dit onderdeel van de WMO 2015 levert geen nieuwe werkprocessen op voor het model-DSP. Het AMHK vormt wel een bron voor activiteiten die de gemeente op het gebied van Jeugdhulp uitvoert. Zie hiervoor het artikel 'Jeugdwet en model-DSP'.